Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. getrouwe:
  2. getrouw:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor getrouwe (Nederlands) in het Frans

getrouwe:

getrouwe bijvoeglijk naamwoord

  1. getrouwe (loyale; trouwe)
    fidèle

getrouwe [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de getrouwe (boezemvriendin; hartsvriendin; vertrouweling)
    l'amie intime

Vertaal Matrix voor getrouwe:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
amie intime boezemvriendin; getrouwe; hartsvriendin; vertrouweling gezel; hartsvriendin; kameraadje; maatje; vriendin
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fidèle getrouwe; loyale; trouwe eerlijk; fideel; geestelijk; gelovig; getrouw; godsdienstig; godvruchtig; goedgelovig; kerkelijk; loyaal; naïef; open; openhartig; oprecht; rechtschapen; religieus; rondborstig; trouw; trouwhartig; vroom

Verwante woorden van "getrouwe":


Wiktionary: getrouwe


Cross Translation:
FromToVia
getrouwe ami(e) intime bosom friend — very close friend

getrouwe vorm van getrouw:

getrouw bijvoeglijk naamwoord

  1. getrouw (loyaal; trouw)
    fidèle; loyal; assidu; dévoué; fidèlement

Vertaal Matrix voor getrouw:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
assidu getrouw; loyaal; trouw bedreven; naarstig; noest; onvermoeibaar; verwoed
dévoué getrouw; loyaal; trouw aanhangend; aanhankelijk; eerlijk; fideel; gehecht; openhartig; oprecht; rondborstig; toegedaan; toegewijd; trouwhartig; verknocht
fidèle getrouw; loyaal; trouw eerlijk; fideel; geestelijk; gelovig; getrouwe; godsdienstig; godvruchtig; goedgelovig; kerkelijk; loyale; naïef; open; openhartig; oprecht; rechtschapen; religieus; rondborstig; trouwe; trouwhartig; vroom
fidèlement getrouw; loyaal; trouw eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig
loyal getrouw; loyaal; trouw eerlijk; fair; fideel; gezagsgetrouw; ongeveinsd; openhartig; oprecht; rechtdoorzee; rondborstig; trouwhartig

Verwante woorden van "getrouw":


Wiktionary: getrouw

getrouw
adjective
  1. Qui est du côté opposé à celui de son cœur (en supposant que son cœur est du même côté que pour la majorité des être humain), ou encore du côté de celui de la main qui sert à écrire chez la majorité (dans le cas où on parle de soi, car on utilise cet adjectif en adoptant le point de vue de la
  2. Qui garder sa foi, à l’égard d’une personne ou d’une idée, qui est constant dans les affections, qui remplir ses devoirs, ses engagements.
  3. Qui est conforme à la vertu, à la probité, à l’honneur.

Cross Translation:
FromToVia
getrouw loyal; fidèle faithful — loyal; adhering firmly to person or cause