Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. getoucheerd:
  2. toucheren:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor getoucheerd (Nederlands) in het Frans

getoucheerd:

getoucheerd bijvoeglijk naamwoord

  1. getoucheerd (geraakt)
    blessé; piqué; touché au vif; atteint; offensé; profondément blessé

Vertaal Matrix voor getoucheerd:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blessé geestelijk geraakte; gekwetste; gewonde
offensé beledigde
piqué duikvlucht
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
atteint geraakt; getoucheerd aangeschoten; gekwetst; getroffen; gewond
blessé geraakt; getoucheerd aangeschoten; aangeslagen; gegriefd; gehavend; gekwetst; getroffen; gewond
offensé geraakt; getoucheerd beledigd; gegriefd; gekwetst
piqué geraakt; getoucheerd aangeprikt; gebietst; gejat; gestolen; ingeklokt; ontvreemd; opengeprikt
profondément blessé geraakt; getoucheerd gegriefd; gekwetst
touché au vif geraakt; getoucheerd gepikeerd; ontstemd

getoucheerd vorm van toucheren:

toucheren werkwoord (toucheer, toucheert, toucheerde, toucheerden, getoucheerd)

  1. toucheren
    toucher; frôler
    • toucher werkwoord (touche, touches, touchons, touchez, )
    • frôler werkwoord (frôle, frôles, frôlons, frôlez, )

Conjugations for toucheren:

o.t.t.
  1. toucheer
  2. toucheert
  3. toucheert
  4. toucheren
  5. toucheren
  6. toucheren
o.v.t.
  1. toucheerde
  2. toucheerde
  3. toucheerde
  4. toucheerden
  5. toucheerden
  6. toucheerden
v.t.t.
  1. heb getoucheerd
  2. hebt getoucheerd
  3. heeft getoucheerd
  4. hebben getoucheerd
  5. hebben getoucheerd
  6. hebben getoucheerd
v.v.t.
  1. had getoucheerd
  2. had getoucheerd
  3. had getoucheerd
  4. hadden getoucheerd
  5. hadden getoucheerd
  6. hadden getoucheerd
o.t.t.t.
  1. zal toucheren
  2. zult toucheren
  3. zal toucheren
  4. zullen toucheren
  5. zullen toucheren
  6. zullen toucheren
o.v.t.t.
  1. zou toucheren
  2. zou toucheren
  3. zou toucheren
  4. zouden toucheren
  5. zouden toucheren
  6. zouden toucheren
en verder
  1. ben getoucheerd
  2. bent getoucheerd
  3. is getoucheerd
  4. zijn getoucheerd
  5. zijn getoucheerd
  6. zijn getoucheerd
diversen
  1. toucheer!
  2. toucheert!
  3. getoucheerd
  4. toucherend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor toucheren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
toucher aanraking; aanslag; contact; gevoelszin; impact; prikkeling; sensatie; tastzin; zintuiglijke gewaarwording
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
frôler toucheren aanroeren; aanstippen; even aanraken; lichtjes aanraken
toucher toucheren aangaan; aangrijpen; aanraken; aanroeren; aanstippen; aanvangen; beginnen; bekomen; beroeren; betasten; betreffen; bevoelen; beïnvloeden; even aanraken; geld in ontvangst nemen; grenzen; grenzen aan; iets verduren; incasseren; innen; ondernemen; ontmoeten; ontroeren; opvangen; raken; slaan op; starten; tegenkomen; treffen; van start gaan; verdienen; verkrijgen; verwerven; voelen; zich hervinden

Wiktionary: toucheren

toucheren
verb
  1. inwendig onderzoeken met de vingers
toucheren
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens
  2. accepter, prendre ce qui donner, ce qui présenter, ce qui offrir sans qu’il devoir.
  3. mettre la main sur quelque chose.