Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. gestut:
  2. stutten:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gestut (Nederlands) in het Frans

gestut:

gestut bijvoeglijk naamwoord

  1. gestut (ondersteund)
    soutenu; appuyé

Vertaal Matrix voor gestut:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
appuyé gestut; ondersteund gefundeerd; onderbouwd
soutenu gestut; ondersteund gefundeerd; onderbouwd

gestut vorm van stutten:

stutten werkwoord (stut, stutte, stutten, gestut)

  1. stutten (met palen stutten; schragen)
    étayer; arc-bouter; chevaler; contrebouter
    • étayer werkwoord (étaie, étaies, étayons, étayez, )
    • arc-bouter werkwoord (arc-boute, arc-boutes, arc-boutons, arc-boutez, )
    • chevaler werkwoord
    • contrebouter werkwoord
  2. stutten (ondersteunen; steunen; schoren; dragen; schragen)
    soutenir; étayer; appuyer; consolider; boiser; épauler; arc-bouter; fortifier
    • soutenir werkwoord (soutiens, soutient, soutenons, soutenez, )
    • étayer werkwoord (étaie, étaies, étayons, étayez, )
    • appuyer werkwoord (appuie, appuies, appuyons, appuyez, )
    • consolider werkwoord (consolide, consolides, consolidons, consolidez, )
    • boiser werkwoord (boise, boises, boisons, boisez, )
    • épauler werkwoord (épaule, épaules, épaulons, épaulez, )
    • arc-bouter werkwoord (arc-boute, arc-boutes, arc-boutons, arc-boutez, )
    • fortifier werkwoord (fortifie, fortifies, fortifions, fortifiez, )

Conjugations for stutten:

o.t.t.
  1. stut
  2. stut
  3. stut
  4. stutten
  5. stutten
  6. stutten
o.v.t.
  1. stutte
  2. stutte
  3. stutte
  4. stutten
  5. stutten
  6. stutten
v.t.t.
  1. heb gestut
  2. hebt gestut
  3. heeft gestut
  4. hebben gestut
  5. hebben gestut
  6. hebben gestut
v.v.t.
  1. had gestut
  2. had gestut
  3. had gestut
  4. hadden gestut
  5. hadden gestut
  6. hadden gestut
o.t.t.t.
  1. zal stutten
  2. zult stutten
  3. zal stutten
  4. zullen stutten
  5. zullen stutten
  6. zullen stutten
o.v.t.t.
  1. zou stutten
  2. zou stutten
  3. zou stutten
  4. zouden stutten
  5. zouden stutten
  6. zouden stutten
en verder
  1. ben gestut
  2. bent gestut
  3. is gestut
  4. zijn gestut
  5. zijn gestut
  6. zijn gestut
diversen
  1. stut!
  2. stutt!
  3. gestut
  4. stuttend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

stutten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de stutten (schoorbalken; steunen)
    la cales; la chevrettes
    • cales [la ~] zelfstandig naamwoord
    • chevrettes [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor stutten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cales schoorbalken; steunen; stutten scheepsruimen
chevrettes schoorbalken; steunen; stutten
soutenir aanhangen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
appuyer dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten aanbevelen; aanraden; baseren; bemoedigen; bijvallen; coöpereren; drukken; funderen; iemand recommanderen; indrukken; induwen; instemmen; knellen; meewerken; nomineren; ondersteunen; opbeuren; rugsteunen; steunen; steunen op; tikken op; troosten; vertroosten; voordragen
arc-bouter dragen; met palen stutten; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten
boiser dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten bebossen; herbebossen; met hout beschieten
chevaler met palen stutten; schragen; stutten
consolider dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten aanscherpen; bestendigen; consolideren; intensiveren; solidair maken; solidariseren; sterken; sterker maken; sterker worden; toespitsen; verhevigen; versterken; verstevigen
contrebouter met palen stutten; schragen; stutten
fortifier dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten consolideren; ondersteunen; rugsteunen; sterken; sterker worden; steunen; versterken; verstevigen
soutenir dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten bemoedigen; beweren; bijvallen; coöpereren; doorleven; doorstaan; hooghouden; in de hoogte houden; instemmen; meewerken; omhooghouden; ondersteunen; opbeuren; ophouden; pretenderen; rugsteunen; stellen; steunen; troosten; van mening zijn; verdragen; verduren; verklaren; verteren; vertroosten; voorgeven; voorstaan
épauler dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten ondersteunen; rugsteunen; steunen
étayer dragen; met palen stutten; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten ondersteunen; rugsteunen; steunen

Verwante woorden van "stutten":


Wiktionary: stutten

stutten
Cross Translation:
FromToVia
stutten arc-bouter buttress — support something physically with, or as if with, a buttress