Nederlands
Uitgebreide vertaling voor gesetteld (Nederlands) in het Frans
gesetteld:
-
gesetteld (gevestigd)
installé; en place; bien établi-
installé bijvoeglijk naamwoord
-
en place bijvoeglijk naamwoord
-
bien établi bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor gesetteld:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bien établi | gesetteld; gevestigd | |
en place | gesetteld; gevestigd | |
installé | gesetteld; gevestigd | aangebracht; gevestigd; geïnstalleerd; woonachtig; zetelend |
gesetteld vorm van settelen:
-
settelen (koloniseren; vestigen)
établir; fonder; se nicher; coloniser; s'installer-
établir werkwoord (établis, établit, établissons, établissez, établissent, établissais, établissait, établissions, établissiez, établissaient, établîmes, établîtes, établirent, établirai, établiras, établira, établirons, établirez, établiront)
-
fonder werkwoord (fonde, fondes, fondons, fondez, fondent, fondais, fondait, fondions, fondiez, fondaient, fondai, fondas, fonda, fondâmes, fondâtes, fondèrent, fonderai, fonderas, fondera, fonderons, fonderez, fonderont)
-
se nicher werkwoord
-
coloniser werkwoord (colonise, colonises, colonisons, colonisez, colonisent, colonisais, colonisait, colonisions, colonisiez, colonisaient, colonisai, colonisas, colonisa, colonisâmes, colonisâtes, colonisèrent, coloniserai, coloniseras, colonisera, coloniserons, coloniserez, coloniseront)
-
s'installer werkwoord
-
Conjugations for settelen:
o.t.t.
- settel
- settelt
- settelt
- settelen
- settelen
- settelen
o.v.t.
- settelde
- settelde
- settelde
- settelden
- settelden
- settelden
v.t.t.
- heb gesetteld
- hebt gesetteld
- heeft gesetteld
- hebben gesetteld
- hebben gesetteld
- hebben gesetteld
v.v.t.
- had gesetteld
- had gesetteld
- had gesetteld
- hadden gesetteld
- hadden gesetteld
- hadden gesetteld
o.t.t.t.
- zal settelen
- zult settelen
- zal settelen
- zullen settelen
- zullen settelen
- zullen settelen
o.v.t.t.
- zou settelen
- zou settelen
- zou settelen
- zouden settelen
- zouden settelen
- zouden settelen
en verder
- ben gesetteld
- bent gesetteld
- is gesetteld
- zijn gesetteld
- zijn gesetteld
- zijn gesetteld
diversen
- settel!
- settelt!
- gesetteld
- settelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor settelen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
coloniser | koloniseren; settelen; vestigen | |
fonder | koloniseren; settelen; vestigen | aarden; arrangeren; baseren; bouwen; funderen; gronden; grondvesten; iets op touw zetten; instellen; invoeren; opbouwen; oprichten; regelen; stichten |
s'installer | koloniseren; settelen; vestigen | |
se nicher | koloniseren; settelen; vestigen | |
établir | koloniseren; settelen; vestigen | aarden; baseren; bepalen; determineren; formeren; funderen; gronden; grondvesten; instellen; invoeren; oprichten; stichten; vaststellen |