Nederlands

Uitgebreide vertaling voor geschokt (Nederlands) in het Frans

geschokt:

geschokt bijvoeglijk naamwoord

  1. geschokt (van streek; ontzet; ontredderd)
    désespéré; alarmé

Vertaal Matrix voor geschokt:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alarmé geschokt; ontredderd; ontzet; van streek beducht
désespéré geschokt; ontredderd; ontzet; van streek niet te troosten; onherstelbaar; ontroostbaar; reddeloos; zielsbedroefd

Verwante woorden van "geschokt":


Wiktionary: geschokt


Cross Translation:
FromToVia
geschokt fâché; bouleversé; contrarié upset — angry, distressed, unhappy

geschokt vorm van schokken:

schokken [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het schokken (horten)
    le tamponnement; le chocs; l'heurts

schokken werkwoord (schok, schokt, schokte, schokten, geschokt)

  1. schokken (laten schrikken)
    choquer; ébranler; faire peur à qn
    • choquer werkwoord (choque, choques, choquons, choquez, )
    • ébranler werkwoord (ébranle, ébranles, ébranlons, ébranlez, )
    • faire peur à qn werkwoord
  2. schokken (aanstoot geven; shockeren; choqueren)
    choquer; heurter; faire scandale
    • choquer werkwoord (choque, choques, choquons, choquez, )
    • heurter werkwoord (heurte, heurtes, heurtons, heurtez, )
    • faire scandale werkwoord

Conjugations for schokken:

o.t.t.
  1. schok
  2. schokt
  3. schokt
  4. schokken
  5. schokken
  6. schokken
o.v.t.
  1. schokte
  2. schokte
  3. schokte
  4. schokten
  5. schokten
  6. schokten
v.t.t.
  1. heb geschokt
  2. hebt geschokt
  3. heeft geschokt
  4. hebben geschokt
  5. hebben geschokt
  6. hebben geschokt
v.v.t.
  1. had geschokt
  2. had geschokt
  3. had geschokt
  4. hadden geschokt
  5. hadden geschokt
  6. hadden geschokt
o.t.t.t.
  1. zal schokken
  2. zult schokken
  3. zal schokken
  4. zullen schokken
  5. zullen schokken
  6. zullen schokken
o.v.t.t.
  1. zou schokken
  2. zou schokken
  3. zou schokken
  4. zouden schokken
  5. zouden schokken
  6. zouden schokken
en verder
  1. ben geschokt
  2. bent geschokt
  3. is geschokt
  4. zijn geschokt
  5. zijn geschokt
  6. zijn geschokt
diversen
  1. schok!
  2. schokt!
  3. geschokt
  4. schokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor schokken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chocs horten; schokken gebeuk; gebonk; gebons; gestoot; shocks
heurts horten; schokken aanrijdingen; botsingen
tamponnement horten; schokken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
choquer aanstoot geven; choqueren; laten schrikken; schokken; shockeren aanrijden; aanstoot geven; botsen; choqueren; grieven; krenken; kwetsen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; pijn doen; shockeren; stoten op; zeer doen
faire peur à qn laten schrikken; schokken
faire scandale aanstoot geven; choqueren; schokken; shockeren
heurter aanstoot geven; choqueren; schokken; shockeren aankloppen; aanrijden; aantikken; aanvaren; bonken; bonzen; botsen; hameren; hard slaan; hengsten; ketsen; kloppen; luiden; meppen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; opbotsen; rammen; slaan; stoten op; tikken; timmeren
ébranler laten schrikken; schokken

Verwante woorden van "schokken":


Wiktionary: schokken


Cross Translation:
FromToVia
schokken soubresaut jolt — An act of jolting
schokken ébranler; convulsionner; se contracter; se spasmer; secouer judder — to spasm or shake violently
schokken secouer shake — transitive: to disturb emotionally