Nederlands
Uitgebreide vertaling voor geschied (Nederlands) in het Frans
geschieden:
-
geschieden (gebeuren; plaats vinden; plaats hebben)
se passer; avoir lieu; se faire; arriver; survenir; se produire; advenir-
se passer werkwoord
-
avoir lieu werkwoord
-
se faire werkwoord
-
arriver werkwoord (arrive, arrives, arrivons, arrivez, arrivent, arrivais, arrivait, arrivions, arriviez, arrivaient, arrivai, arrivas, arriva, arrivâmes, arrivâtes, arrivèrent, arriverai, arriveras, arrivera, arriverons, arriverez, arriveront)
-
survenir werkwoord (surviens, survient, survenons, survenez, surviennent, survenais, survenait, survenions, surveniez, survenaient, survins, survint, survînmes, survîntes, survinrent, surviendrai, surviendras, surviendra, surviendrons, surviendrez, surviendront)
-
se produire werkwoord
-
advenir werkwoord
-
Conjugations for geschieden:
o.t.t.
- geschiedt
- geschieden
o.v.t.
- geschiedde
- geschiedden
v.t.t.
- is geschied
- zijn geschied
v.v.t.
- was geschied
- waren geschied
o.t.t.t.
- zal geschieden
- zullen geschieden
o.v.t.t.
- zou geschieden
- zouden geschieden
diversen
- geschied!
- geschiedt!
- geschied
- geschiedend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor geschieden:
Wiktionary: geschieden
geschieden
verb
geschieden
-
werkelijkheid worden
- geschieden → se passer
verb
-
parvenir à destination. — note Sans complément, on sous-entend que la destination est le lieu où se tient le locuteur.