Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. gescheld:
  2. schellen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gescheld (Nederlands) in het Frans

gescheld:

gescheld [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. gescheld (getier)
    le rugissement; l'hurlement; l'hurlements; la vociférations
  2. gescheld (gekanker)
    le ronchonnement
  3. gescheld (scheldpartij; gefoeter)
    l'engueulade; la prise de bec; la dispute

Vertaal Matrix voor gescheld:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dispute gefoeter; gescheld; scheldpartij aanvechten; bestrijden; betwisten; botsing; conflict; debat; dispuut; doolhof; geschil; gevecht; kamp; labyrint; meningsverschil; onenigheid; redestrijd; redetwist; ruzie; ruzie maken; strijd; twist; twistgesprek; warboel; warnet; woordenstrijd; woordenwisseling; worsteling
engueulade gefoeter; gescheld; scheldpartij
hurlement gescheld; getier gebrul; gebulder; gekrijs; geloei; geraas; geschreeuw; gil; kreet; leus; loeien van de wind; moordgeschreeuw; roep; schreeuw; strijdkreet; uitroep; yell
hurlements gescheld; getier gebrul; gebulder; gehuil; gejank; gekrijs; geloei; geraas; geschreeuw; geween; gillen; kreten; loeien van de wind; roepen; schreeuwen; wolvengehuil
prise de bec gefoeter; gescheld; scheldpartij
ronchonnement gekanker; gescheld
rugissement gescheld; getier gebrul; gebulder; gekrijs; geloei; geraas; geschreeuw; loeien van de wind
vociférations gescheld; getier

gescheld vorm van schellen:

schellen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de schellen
    la sonnettes

schellen werkwoord (schel, schelt, schelde, schelden, gescheld)

  1. schellen
    sonner
    • sonner werkwoord (sonne, sonnes, sonnons, sonnez, )

Conjugations for schellen:

o.t.t.
  1. schel
  2. schelt
  3. schelt
  4. schellen
  5. schellen
  6. schellen
o.v.t.
  1. schelde
  2. schelde
  3. schelde
  4. schelden
  5. schelden
  6. schelden
v.t.t.
  1. heb gescheld
  2. hebt gescheld
  3. heeft gescheld
  4. hebben gescheld
  5. hebben gescheld
  6. hebben gescheld
v.v.t.
  1. had gescheld
  2. had gescheld
  3. had gescheld
  4. hadden gescheld
  5. hadden gescheld
  6. hadden gescheld
o.t.t.t.
  1. zal schellen
  2. zult schellen
  3. zal schellen
  4. zullen schellen
  5. zullen schellen
  6. zullen schellen
o.v.t.t.
  1. zou schellen
  2. zou schellen
  3. zou schellen
  4. zouden schellen
  5. zouden schellen
  6. zouden schellen
en verder
  1. ben gescheld
  2. bent gescheld
  3. is gescheld
  4. zijn gescheld
  5. zijn gescheld
  6. zijn gescheld
diversen
  1. schel!
  2. schelt!
  3. gescheld
  4. schellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor schellen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sonner aanbellen; bellen
sonnettes schellen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sonner schellen aanbellen; beieren; bellen; bonzen; kletteren; klingelen; klokluiden; luiden; rammelen; rinkelen; tingelen; tinkelen

Verwante woorden van "schellen":


Wiktionary: schellen

schellen
Cross Translation:
FromToVia
schellen sonner anläuten — (intransitiv) Österreich: eine Türklingel betätigen