Nederlands
Uitgebreide vertaling voor gescheld (Nederlands) in het Frans
gescheld:
-
gescheld (getier)
-
gescheld (gekanker)
-
gescheld (scheldpartij; gefoeter)
Vertaal Matrix voor gescheld:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dispute | gefoeter; gescheld; scheldpartij | aanvechten; bestrijden; betwisten; botsing; conflict; debat; dispuut; doolhof; geschil; gevecht; kamp; labyrint; meningsverschil; onenigheid; redestrijd; redetwist; ruzie; ruzie maken; strijd; twist; twistgesprek; warboel; warnet; woordenstrijd; woordenwisseling; worsteling |
engueulade | gefoeter; gescheld; scheldpartij | |
hurlement | gescheld; getier | gebrul; gebulder; gekrijs; geloei; geraas; geschreeuw; gil; kreet; leus; loeien van de wind; moordgeschreeuw; roep; schreeuw; strijdkreet; uitroep; yell |
hurlements | gescheld; getier | gebrul; gebulder; gehuil; gejank; gekrijs; geloei; geraas; geschreeuw; geween; gillen; kreten; loeien van de wind; roepen; schreeuwen; wolvengehuil |
prise de bec | gefoeter; gescheld; scheldpartij | |
ronchonnement | gekanker; gescheld | |
rugissement | gescheld; getier | gebrul; gebulder; gekrijs; geloei; geraas; geschreeuw; loeien van de wind |
vociférations | gescheld; getier |
gescheld vorm van schellen:
-
de schellen
-
schellen
Conjugations for schellen:
o.t.t.
- schel
- schelt
- schelt
- schellen
- schellen
- schellen
o.v.t.
- schelde
- schelde
- schelde
- schelden
- schelden
- schelden
v.t.t.
- heb gescheld
- hebt gescheld
- heeft gescheld
- hebben gescheld
- hebben gescheld
- hebben gescheld
v.v.t.
- had gescheld
- had gescheld
- had gescheld
- hadden gescheld
- hadden gescheld
- hadden gescheld
o.t.t.t.
- zal schellen
- zult schellen
- zal schellen
- zullen schellen
- zullen schellen
- zullen schellen
o.v.t.t.
- zou schellen
- zou schellen
- zou schellen
- zouden schellen
- zouden schellen
- zouden schellen
en verder
- ben gescheld
- bent gescheld
- is gescheld
- zijn gescheld
- zijn gescheld
- zijn gescheld
diversen
- schel!
- schelt!
- gescheld
- schellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor schellen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
sonner | aanbellen; bellen | |
sonnettes | schellen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
sonner | schellen | aanbellen; beieren; bellen; bonzen; kletteren; klingelen; klokluiden; luiden; rammelen; rinkelen; tingelen; tinkelen |