Nederlands
Uitgebreide vertaling voor gerelateerd (Nederlands) in het Frans
gerelateerd:
-
gerelateerd (verwant)
Vertaal Matrix voor gerelateerd:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
allié | bondgenoot; geallieerde; handlanger; medestander; trawant; voorstander | |
proche | naaste | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
allié | gerelateerd; verwant | aaneengesloten; een eenheid vormend; geallieerd; samenhangend; verbonden; verenigd |
apparenté | gerelateerd; verwant | aangetrouwd; geallieerd |
familial | gerelateerd; verwant | gezellig; huiselijk; knus; knusjes |
proche | gerelateerd; verwant | aangrenzend; aankomend; aanpalend; aanstaand; belendend; dichtbij; geallieerd; in de buurt; nabij; nabije; nabijgelegen; toekomend; toekomstig; toekomstige; vlakbij |
gerelateerd vorm van relateren:
-
relateren
Conjugations for relateren:
o.t.t.
- relateer
- relateert
- relateert
- relateren
- relateren
- relateren
o.v.t.
- relateerde
- relateerde
- relateerde
- relateerden
- relateerden
- relateerden
v.t.t.
- ben gerelateerd
- bent gerelateerd
- is gerelateerd
- zijn gerelateerd
- zijn gerelateerd
- zijn gerelateerd
v.v.t.
- was gerelateerd
- was gerelateerd
- was gerelateerd
- waren gerelateerd
- waren gerelateerd
- waren gerelateerd
o.t.t.t.
- zal relateren
- zult relateren
- zal relateren
- zullen relateren
- zullen relateren
- zullen relateren
o.v.t.t.
- zou relateren
- zou relateren
- zou relateren
- zouden relateren
- zouden relateren
- zouden relateren
en verder
- heb gerelateerd
- hebt gerelateerd
- heeft gerelateerd
- hebben gerelateerd
- hebben gerelateerd
- hebben gerelateerd
diversen
- relateer!
- relateert!
- gerelateerd
- relaterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor relateren:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
rattacher à | relateren | onderling verbinden; van verband voorzien; verbinden |
relier à | relateren | aansluiten; bijvoegen |