Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. raspen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor geraspt (Nederlands) in het Frans

raspen:

raspen werkwoord (rasp, raspt, raspte, raspten, geraspt)

  1. raspen (schaven; schuren)
    râper; frotter; polir; grincer; raboter; craquer; crisser; racler; croasser; piquer; irriter
    • râper werkwoord (râpe, râpes, râpons, râpez, )
    • frotter werkwoord (frotte, frottes, frottons, frottez, )
    • polir werkwoord (polis, polit, polissons, polissez, )
    • grincer werkwoord (grince, grinces, grinçons, grincez, )
    • raboter werkwoord (rabote, rabotes, rabotons, rabotez, )
    • craquer werkwoord (craque, craques, craquons, craquez, )
    • crisser werkwoord (crisse, crisses, crissons, crissez, )
    • racler werkwoord (racle, racles, raclons, raclez, )
    • croasser werkwoord (croasse, croasses, croassons, croassez, )
    • piquer werkwoord (pique, piques, piquons, piquez, )
    • irriter werkwoord (irrite, irrites, irritons, irritez, )

Conjugations for raspen:

o.t.t.
  1. rasp
  2. raspt
  3. raspt
  4. raspen
  5. raspen
  6. raspen
o.v.t.
  1. raspte
  2. raspte
  3. raspte
  4. raspten
  5. raspten
  6. raspten
v.t.t.
  1. heb geraspt
  2. hebt geraspt
  3. heeft geraspt
  4. hebben geraspt
  5. hebben geraspt
  6. hebben geraspt
v.v.t.
  1. had geraspt
  2. had geraspt
  3. had geraspt
  4. hadden geraspt
  5. hadden geraspt
  6. hadden geraspt
o.t.t.t.
  1. zal raspen
  2. zult raspen
  3. zal raspen
  4. zullen raspen
  5. zullen raspen
  6. zullen raspen
o.v.t.t.
  1. zou raspen
  2. zou raspen
  3. zou raspen
  4. zouden raspen
  5. zouden raspen
  6. zouden raspen
en verder
  1. is geraspt
  2. zijn geraspt
diversen
  1. rasp!
  2. raspt!
  3. geraspt
  4. raspend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor raspen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
craquer raspen; schaven; schuren aan flarden scheuren; bezwijken; een krakend geluid maken; in elkaar storten; knakken; knappen; kraken; ondergaan; te gronde gaan; uit elkaar rukken; uit elkaar trekken; uiteentrekken; verscheuren
crisser raspen; schaven; schuren knarsen; knisperen; ritselen
croasser raspen; schaven; schuren
frotter raspen; schaven; schuren aanmaken; aansteken; afboenen; afschrobben; afschuren; afstrijken; boenen; gladmaken; gladwrijven; krassen; lepel afstrijken; opblinken; oppoetsen; opwrijven; poetsen; schoonboenen; schoonschrobben; schrobben; wrijven; zich krabben
grincer raspen; schaven; schuren knarsen; piepen
irriter raspen; schaven; schuren ergeren; iets vergallen; irriteren; jennen; op de zenuwen werken; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; tergen; treiteren; uitdagen; verknoeien; verstoren; vertoornen; vervelen; zieken
piquer raspen; schaven; schuren aanbijten; aanvreten; achteroverdrukken; afbedelen; afnemen; afpakken; aftroggelen; benemen; betrappen; bietsen; dichtbijten; ergeren; gappen; graaien; grijpen; grissen; happen; inpikken; irriteren; jatten; kapen; leegstelen; lekker eten; met spuit een medicijn toedienen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; op de zenuwen werken; opwekken; opwinden; pikken; plunderen; prikkelen; prikken; roven; savoureren; smikkelen; smullen; snaaien; snappen; spuiten; steken; steken geven; stelen; stimuleren; toebijten; toehappen; toesnauwen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervelen; vervreemden; weggraaien; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
polir raspen; schaven; schuren aanzetten; afschuren; effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; gladwrijven; polijsten; politoeren; scherpen; slijpen; uitslijpen; wegslijpen; wetten
raboter raspen; schaven; schuren afschaven
racler raspen; schaven; schuren afkrabben; afschaven; krassen; schrapen; schrappen; zich krabben
râper raspen; schaven; schuren

Verwante woorden van "raspen":


Wiktionary: raspen

raspen
verb
  1. réduire en petits morceaux avec une râpe.

Cross Translation:
FromToVia
raspen râper grate — shred