Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. gepleegd:
  2. plegen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gepleegd (Nederlands) in het Frans

gepleegd:

gepleegd bijvoeglijk naamwoord

  1. gepleegd (voltooid; klaar; beëindigd; )
    fait; fini; prêt; exécuté; préparé; achevé; terminé

Vertaal Matrix voor gepleegd:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fait aangelegenheid; actie; affaire; aktie; casus; daad; evenement; feit; gebeurtenis; geval; handeling; incident; kwestie; voorval; zaak
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achevé af; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; foutloos; gedaan; gereed; geëindigd; klaar; over; perfect; uit; volbracht; voleindigd; volleerd; volmaakt; voltooid; voorbij
exécuté af; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij af; afgedaan; afgelopen; doodgeschoten; doorgevoerd; gereed; geëindigd; geëxecuteerd; klaar; over; uit; uitgevoerd; verricht; voltooid; voltrokken; voorbij
fait af; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; doorgekookt; gaar; geboren; gecreëerd; gedaan; gemaakt; geproduceerd; gereed; geschapen; gevormd; geëindigd; klaar; over; ter wereld gekomen; uit; uitgevoerd; verricht; vervaardigd; volbracht; voltooid; voltrokken; voorbij
fini af; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij af; afgedaan; afgelopen; afgerond; beëindigd; doorgekookt; eruit; foutloos; gaar; gecompleteerd; gedaan; gereed; geëindigd; klaar; over; perfect; uit; volbracht; voleindigd; volmaakt; voltooid; voorbij
préparé af; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij af; afgedaan; afgelopen; bedacht; bereid; beëindigd; gedaan; gekookt; gereed; gewapend; geëindigd; klaar; over; paraat; uit; volbracht; voltooid; voorbereid; voorbewerkt; voorbij
prêt af; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; doorgekookt; gaar; gedaan; gekookt; genegen; gereed; geëindigd; klaar; lening; over; paraat; rap; snel; startklaar; uit; vlot; vlug; volbracht; voltooid; voorbij
terminé af; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij af; afgedaan; afgehandeld; afgelopen; afgerond; beëindigd; doorgekookt; gaar; gecompleteerd; gedaan; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; volbracht; voltooid; voorbij

plegen:

plegen werkwoord (pleeg, pleegt, pleegde, pleegden, gepleegd)

  1. plegen
    commettre; commettre un acte; exécuter; faire
    • commettre werkwoord (commets, commet, commettons, commettez, )
    • commettre un acte werkwoord
    • exécuter werkwoord (exécute, exécutes, exécutons, exécutez, )
    • faire werkwoord (fais, fait, faisons, faites, )

Conjugations for plegen:

o.t.t.
  1. pleeg
  2. pleegt
  3. pleegt
  4. plegen
  5. plegen
  6. plegen
o.v.t.
  1. pleegde
  2. pleegde
  3. pleegde
  4. pleegden
  5. pleegden
  6. pleegden
v.t.t.
  1. heb gepleegd
  2. hebt gepleegd
  3. heeft gepleegd
  4. hebben gepleegd
  5. hebben gepleegd
  6. hebben gepleegd
v.v.t.
  1. had gepleegd
  2. had gepleegd
  3. had gepleegd
  4. hadden gepleegd
  5. hadden gepleegd
  6. hadden gepleegd
o.t.t.t.
  1. zal plegen
  2. zult plegen
  3. zal plegen
  4. zullen plegen
  5. zullen plegen
  6. zullen plegen
o.v.t.t.
  1. zou plegen
  2. zou plegen
  3. zou plegen
  4. zouden plegen
  5. zouden plegen
  6. zouden plegen
en verder
  1. is gepleegd
  2. zijn gepleegd
diversen
  1. pleeg!
  2. pleegt!
  3. gepleegd
  4. plegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor plegen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
commettre plegen aandoen; aanrichten; aanstichten; veroorzaken
commettre un acte plegen
exécuter plegen afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; arbeiden; bedingen; bewerkstelligen; beëindigen; completeren; doen; doodschieten; doodvonnis uitvoeren; een einde maken aan; executeren; fixen; handelen; klaarkrijgen; klaarmaken; klaarspelen; koudmaken; lappen; liquideren; om het leven brengen; ombrengen; ter dood brengen; terechtstellen; uit de weg ruimen; uitrichten; uitvoeren; vermoorden; verrichten; volbrengen; volmaken; voltooien; voltrekken; volvoeren; voor elkaar krijgen; werken; zich voltrekken
faire plegen aandoen; aanrichten; aanstichten; aanvangen; afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beginnen; beoefenen; berokkenen; beëindigen; completeren; doen; een einde maken aan; handelen; in het leven roepen; klaarkrijgen; klaarmaken; maken; praktiseren; scheppen; sport uitoefenen; starten; tot stand brengen; uitoefenen; uitrichten; uitvoeren; van start gaan; veroorzaken; verrichten; volbrengen; volmaken; voltooien; voor elkaar krijgen

Verwante definities voor "plegen":

  1. het doen1
    • hij heeft een moord gepleegd1

Wiktionary: plegen

plegen
verb
  1. een gewoonlijk verboden handeling uitvoeren
  2. gewoon zijn, vaak doen
    • plegen → avoir l'habitude
plegen
Cross Translation:
FromToVia
plegen soigner pflegen — zum Zweck der Erhaltung bzw. Verbesserung eines Zustandes behandeln