Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
criailleries
|
gebrul; gebulder; geloei; geraas; loeien van de wind
|
gebakkelei; gebrul; gebulder; gegier; gegil; gehakketak; gekif; gekijf; gekrakeel; gekrijs; geruzie; geschreeuw
|
grondement
|
gebrul; gebulder; geloei; geraas; loeien van de wind
|
bonzen; daveren; denderen; donderen; dreun; dreunen; gebrom; gedreun; gegrom; gejammer; geklaag; geknor; gelamenteer; gemopper; geronk; gesnurk; grauw; grom; klap; knal; kwak; ontlading; plotselinge uitbarsting; rommeling; smak; smakken; smakkend eten; snauw; uitbarsting; vulkaanuitbarsting
|
hurlement
|
gebrul; gebulder; geloei; geraas; loeien van de wind
|
gebrul; gebulder; gekrijs; gescheld; geschreeuw; getier; gil; kreet; leus; moordgeschreeuw; roep; schreeuw; strijdkreet; uitroep; yell
|
hurlements
|
gebrul; gebulder; geloei; geraas; loeien van de wind
|
gebrul; gebulder; gehuil; gejank; gekrijs; gescheld; geschreeuw; getier; geween; gillen; kreten; roepen; schreeuwen; wolvengehuil
|
meuglement
|
gebrul; gebulder; geloei; geraas; loeien van de wind
|
|
mugissement
|
gebrul; gebulder; geloei; geraas; loeien van de wind
|
gebrul; gebulder; gekrijs; geschreeuw
|
roulement
|
gebrul; gebulder; geloei; geraas; loeien van de wind
|
donderen; lager; roffel
|
rugissement
|
gebrul; gebulder; geloei; geraas; loeien van de wind
|
gebrul; gebulder; gekrijs; gescheld; geschreeuw; getier
|
tonnerre
|
gebrul; gebulder; geloei; geraas; loeien van de wind
|
donder; donderen
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
tonnerre
|
|
donders; verduiveld
|