Nederlands
Uitgebreide vertaling voor gekuist (Nederlands) in het Frans
gekuist:
-
gekuist (zedig gemaakt)
-
gekuist (gereinigd; netjes; zuiver)
propre; net; clair; proprement; bien-
propre bijvoeglijk naamwoord
-
net bijvoeglijk naamwoord
-
clair bijvoeglijk naamwoord
-
proprement bijvoeglijk naamwoord
-
bien bijvoeglijk naamwoord
-
-
gekuist (kuis)
pur; chastement; pudique; purement; chaste; pudiquement-
pur bijvoeglijk naamwoord
-
chastement bijvoeglijk naamwoord
-
pudique bijvoeglijk naamwoord
-
purement bijvoeglijk naamwoord
-
chaste bijvoeglijk naamwoord
-
pudiquement bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor gekuist:
kuisen:
-
kuisen (in zedelijk opzicht zuiveren; reinigen; klaren; louteren)
nettoyer; purger; épurer; purifier; laver-
nettoyer werkwoord (nettoie, nettoies, nettoyons, nettoyez, nettoient, nettoyais, nettoyait, nettoyions, nettoyiez, nettoyaient, nettoyai, nettoyas, nettoya, nettoyâmes, nettoyâtes, nettoyèrent, nettoierai, nettoieras, nettoiera, nettoierons, nettoierez, nettoieront)
-
purger werkwoord (purge, purges, purgeons, purgez, purgent, purgeais, purgeait, purgions, purgiez, purgeaient, purgeai, purgeas, purgea, purgeâmes, purgeâtes, purgèrent, purgerai, purgeras, purgera, purgerons, purgerez, purgeront)
-
épurer werkwoord (épure, épures, épurons, épurez, épurent, épurais, épurait, épurions, épuriez, épuraient, épurai, épuras, épura, épurâmes, épurâtes, épurèrent, épurerai, épureras, épurera, épurerons, épurerez, épureront)
-
purifier werkwoord (purifie, purifies, purifions, purifiez, purifient, purifiais, purifiait, purifiions, purifiiez, purifiaient, purifiai, purifias, purifia, purifiâmes, purifiâtes, purifièrent, purifierai, purifieras, purifiera, purifierons, purifierez, purifieront)
-
laver werkwoord (lave, laves, lavons, lavez, lavent, lavais, lavait, lavions, laviez, lavaient, lavai, lavas, lava, lavâmes, lavâtes, lavèrent, laverai, laveras, lavera, laverons, laverez, laveront)
-
Conjugations for kuisen:
o.t.t.
- kuis
- kuist
- kuist
- kuisen
- kuisen
- kuisen
o.v.t.
- kuiste
- kuiste
- kuiste
- kuisten
- kuisten
- kuisten
v.t.t.
- heb gekuist
- hebt gekuist
- heeft gekuist
- hebben gekuist
- hebben gekuist
- hebben gekuist
v.v.t.
- had gekuist
- had gekuist
- had gekuist
- hadden gekuist
- hadden gekuist
- hadden gekuist
o.t.t.t.
- zal kuisen
- zult kuisen
- zal kuisen
- zullen kuisen
- zullen kuisen
- zullen kuisen
o.v.t.t.
- zou kuisen
- zou kuisen
- zou kuisen
- zouden kuisen
- zouden kuisen
- zouden kuisen
en verder
- ben gekuist
- bent gekuist
- is gekuist
- zijn gekuist
- zijn gekuist
- zijn gekuist
diversen
- kuis!
- kuist!
- gekuist
- kuisend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze