Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gegolfd (Nederlands) in het Frans

gegolfd:

gegolfd bijvoeglijk naamwoord

  1. gegolfd (golvend)
    ondulé; ondulant; accidenté; vallonné; ondé; onduleux; ondoyant; ondulatoire

Vertaal Matrix voor gegolfd:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accidenté geestelijk geraakte; gekwetste; gewonde
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accidenté gegolfd; golvend bergachtig; geaccidenteerd; heuvelachtig; heuvelig
ondoyant gegolfd; golvend
ondulant gegolfd; golvend
ondulatoire gegolfd; golvend
onduleux gegolfd; golvend
ondulé gegolfd; golvend
ondé gegolfd; golvend
vallonné gegolfd; golvend

gegolfd vorm van golven:

golven werkwoord (golf, golft, golfde, golfden, gegolfd)

  1. golven (deinen)
    secouer; osciller; balancer; chanceler; tituber; se balancer; être bercé; vaciller; être houleux
    • secouer werkwoord (secoue, secoues, secouons, secouez, )
    • osciller werkwoord (oscille, oscilles, oscillons, oscillez, )
    • balancer werkwoord (balance, balances, balançons, balancez, )
    • chanceler werkwoord (chancelle, chancelles, chancelons, chancelez, )
    • tituber werkwoord (titube, titubes, titubons, titubez, )
    • se balancer werkwoord
    • être bercé werkwoord
    • vaciller werkwoord (vacille, vacilles, vacillons, vacillez, )
    • être houleux werkwoord
  2. golven (golvend bewegen)
    onduler; ruisseler; gicler; ondoyer
    • onduler werkwoord (ondule, ondules, ondulons, ondulez, )
    • ruisseler werkwoord (ruisselle, ruisselles, ruisselons, ruisselez, )
    • gicler werkwoord (gicle, gicles, giclons, giclez, )
    • ondoyer werkwoord (ondoie, ondoies, ondoyons, ondoyez, )

Conjugations for golven:

o.t.t.
  1. golf
  2. golft
  3. golft
  4. golven
  5. golven
  6. golven
o.v.t.
  1. golfde
  2. golfde
  3. golfde
  4. golfden
  5. golfden
  6. golfden
v.t.t.
  1. ben gegolfd
  2. bent gegolfd
  3. is gegolfd
  4. zijn gegolfd
  5. zijn gegolfd
  6. zijn gegolfd
v.v.t.
  1. was gegolfd
  2. was gegolfd
  3. was gegolfd
  4. waren gegolfd
  5. waren gegolfd
  6. waren gegolfd
o.t.t.t.
  1. zal golven
  2. zult golven
  3. zal golven
  4. zullen golven
  5. zullen golven
  6. zullen golven
o.v.t.t.
  1. zou golven
  2. zou golven
  3. zou golven
  4. zouden golven
  5. zouden golven
  6. zouden golven
diversen
  1. golf!
  2. golft!
  3. gegolfd
  4. golvend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

golven [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de golven
    la vagues; la lames
    • vagues [la ~] zelfstandig naamwoord
    • lames [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor golven:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lames golven
vagues golven
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
balancer deinen; golven aan de zwerf zijn; aarzelen; balanceren; heen en weer zwaaien; in evenwicht brengen; rondzwerven; schommelen; slingeren; twijfelen; uitbalanceren; wankelen; weifelen; wiebelen; wiegelen; wiegen; zwaaien; zwenken; zwerven; zwiepen
chanceler deinen; golven heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; waggelen; wankelen; wiegelen; wiegen; zwaaien; zwenken
gicler golven; golvend bewegen in de hoogte spuiten; opspatten; opspuiten; spatten; spetteren
ondoyer golven; golvend bewegen
onduler golven; golvend bewegen in de krul zetten; kroezen; krullen
osciller deinen; golven bengelen; flakkeren; flikkeren; fluctueren; heen en weer zwaaien; oscilleren; schommelen; slingeren; variëren; vlammen; wankelen; wiebelen; wiegelen; wiegen; wriggelen; wrikken; zwaaien; zwenken
ruisseler golven; golvend bewegen afdruipen; afvloeien; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; gulpen; gutsen; in straaltjes afdruipen; in stralen lopen; in stromen neerstorten; sijpelen; uitdruppelen; vloeien; wegstromen; wegvloeien
se balancer deinen; golven bengelen; heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; wiebelen; wiegen; zwaaien; zwenken
secouer deinen; golven afkloppen; afschudden; beven; heen en weer bewegen; heen en weer zwaaien; omschudden; opschudden; schommelen; schudden; slingeren; trillen; wiegen; wriggelen; wrikken; zich ontdoen van; zwaaien; zwenken
tituber deinen; golven fluctueren; heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; variëren; waggelen; wiegen; zwaaien; zwenken
vaciller deinen; golven flakkeren; flikkeren; fluctueren; heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; variëren; vlammen; wankelen; wiegelen; wiegen; zwaaien; zwenken
être bercé deinen; golven schommelen; wiegen
être houleux deinen; golven schommelen; wiegen

Verwante woorden van "golven":


Wiktionary: golven

golven
verb
  1. Avoir un mouvement d’ondulation lent, mais sensible.

Cross Translation:
FromToVia
golven ballotter bob — move vertically at surface of water