Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gebogen (Nederlands) in het Frans

gebogen:

gebogen bijvoeglijk naamwoord

  1. gebogen (gekromd; krom)
    courbé; plié; tortueux; tordu; voûté; replié
  2. gebogen (gewelfd)
    arqué; voûté
  3. gebogen (voorovergebogen)
    penché; courbé; galbé

Vertaal Matrix voor gebogen:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arqué gebogen; gewelfd concaaf; holrond
courbé gebogen; gekromd; krom; voorovergebogen concaaf; holrond; omgebogen; verbogen
galbé gebogen; voorovergebogen
penché gebogen; voorovergebogen dwars; scheef; schuin
plié gebogen; gekromd; krom dubbelgeklapt; dubbelgevouwen; gevouwen; opgevouwen
replié gebogen; gekromd; krom
tordu gebogen; gekromd; krom dubbelgeklapt; dubbelgevouwen; verbogen; verdraaid; vertrokken; verwrongen
tortueux gebogen; gekromd; krom bochtig; heen en weer zwaaiend; kronkelend; kronkelig; slingerend
voûté gebogen; gekromd; gewelfd; krom concaaf; holrond

Wiktionary: gebogen

gebogen
adjective
  1. qui n’est droit

Cross Translation:
FromToVia
gebogen courbé bent — folded

gebogen vorm van bogen:

bogen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de bogen
    l'arches
    • arches [la ~] zelfstandig naamwoord

bogen werkwoord (boog, boogt, boogde, boogden, gebogen)

  1. bogen (zich kunnen beroemen op)

Conjugations for bogen:

o.t.t.
  1. boog
  2. boogt
  3. boogt
  4. bogen
  5. bogen
  6. bogen
o.v.t.
  1. boogde
  2. boogde
  3. boogde
  4. boogden
  5. boogden
  6. boogden
v.t.t.
  1. ben gebogen
  2. bent gebogen
  3. is gebogen
  4. zijn gebogen
  5. zijn gebogen
  6. zijn gebogen
v.v.t.
  1. was gebogen
  2. was gebogen
  3. was gebogen
  4. waren gebogen
  5. waren gebogen
  6. waren gebogen
o.t.t.t.
  1. zal bogen
  2. zult bogen
  3. zal bogen
  4. zullen bogen
  5. zullen bogen
  6. zullen bogen
o.v.t.t.
  1. zou bogen
  2. zou bogen
  3. zou bogen
  4. zouden bogen
  5. zouden bogen
  6. zouden bogen
diversen
  1. boog!
  2. boogt!
  3. gebogen
  4. bogend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bogen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arches bogen
se vanter de beroemen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
se targuer de bogen; zich kunnen beroemen op
se vanter de bogen; zich kunnen beroemen op beroemen; bogen op; brallen; grootspreken; opscheppen; opsnijden; roem dragen; snoeven

Verwante woorden van "bogen":


Wiktionary: bogen


Cross Translation:
FromToVia
bogen se vanter boast — to brag; to talk loudly in praise of oneself

gebogen vorm van buigen:

buigen werkwoord (buig, buigt, boog, bogen, gebogen)

  1. buigen (krombuigen)
    fléchir; arquer; recourber; cambrer; courber; déjeter
    • fléchir werkwoord (fléchis, fléchit, fléchissons, fléchissez, )
    • arquer werkwoord (arque, arques, arquons, arquez, )
    • recourber werkwoord (recourbe, recourbes, recourbons, recourbez, )
    • cambrer werkwoord (cambre, cambres, cambrons, cambrez, )
    • courber werkwoord (courbe, courbes, courbons, courbez, )
    • déjeter werkwoord
  2. buigen (eer betuigen)
    plier; fléchir; honorer; cambrer; courber
    • plier werkwoord (plie, plies, plions, pliez, )
    • fléchir werkwoord (fléchis, fléchit, fléchissons, fléchissez, )
    • honorer werkwoord (honore, honores, honorons, honorez, )
    • cambrer werkwoord (cambre, cambres, cambrons, cambrez, )
    • courber werkwoord (courbe, courbes, courbons, courbez, )
  3. buigen (welven; krommen)
    plier; recourber; courber; s'incliner; se courber; s'incurver
    • plier werkwoord (plie, plies, plions, pliez, )
    • recourber werkwoord (recourbe, recourbes, recourbons, recourbez, )
    • courber werkwoord (courbe, courbes, courbons, courbez, )
    • s'incliner werkwoord
    • se courber werkwoord
    • s'incurver werkwoord
  4. buigen (krommen; krom buigen)
    plier; se tordre; courber; se courber; recourber; se voûter; fléchir; s'incliner; s'incurver
    • plier werkwoord (plie, plies, plions, pliez, )
    • se tordre werkwoord
    • courber werkwoord (courbe, courbes, courbons, courbez, )
    • se courber werkwoord
    • recourber werkwoord (recourbe, recourbes, recourbons, recourbez, )
    • se voûter werkwoord
    • fléchir werkwoord (fléchis, fléchit, fléchissons, fléchissez, )
    • s'incliner werkwoord
    • s'incurver werkwoord
  5. buigen (eerbied tonen)
    respecter; s'incliner; avoir du respect pour quelqu'un; témoigner du respect à quelqu'un

Conjugations for buigen:

o.t.t.
  1. buig
  2. buigt
  3. buigt
  4. buigen
  5. buigen
  6. buigen
o.v.t.
  1. boog
  2. boog
  3. boog
  4. bogen
  5. bogen
  6. bogen
v.t.t.
  1. heb gebogen
  2. hebt gebogen
  3. heeft gebogen
  4. hebben gebogen
  5. hebben gebogen
  6. hebben gebogen
v.v.t.
  1. had gebogen
  2. had gebogen
  3. had gebogen
  4. hadden gebogen
  5. hadden gebogen
  6. hadden gebogen
o.t.t.t.
  1. zal buigen
  2. zult buigen
  3. zal buigen
  4. zullen buigen
  5. zullen buigen
  6. zullen buigen
o.v.t.t.
  1. zou buigen
  2. zou buigen
  3. zou buigen
  4. zouden buigen
  5. zouden buigen
  6. zouden buigen
en verder
  1. ben gebogen
  2. bent gebogen
  3. is gebogen
  4. zijn gebogen
  5. zijn gebogen
  6. zijn gebogen
diversen
  1. buig!
  2. buigt!
  3. gebogen
  4. buigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor buigen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arquer buigen; krombuigen
avoir du respect pour quelqu'un buigen; eerbied tonen
cambrer buigen; eer betuigen; krombuigen
courber buigen; eer betuigen; krom buigen; krombuigen; krommen; welven doorbuigen; doorzakken; krom buigen; neigen; ombuigen; overhellen; overhellen tot een denkwijze; tenderen naar; uitwringen; verbuigen; wringen
déjeter buigen; krombuigen
fléchir buigen; eer betuigen; krom buigen; krombuigen; krommen doorbuigen; doorzakken; neigen; omknikken; overhellen; overhellen tot een denkwijze; tenderen naar; uitwringen; wringen
honorer buigen; eer betuigen achten; appreciëren; de hemel in prijzen; eer aandoen; eer bewijzen; eerbied bewijzen; eerbiedigen; eren; hemelhoog prijzen; hoogachten; hoogschatten; hulde bewijzen; huldigen; in ere houden; lofprijzen; met een roze bril bezien; op prijs stellen; ophemelen; respecteren; romantiseren; sieren; tot eer strekken; verheerlijken; waarderen
plier buigen; eer betuigen; krom buigen; krommen; welven krom buigen; neigen; ombuigen; omknikken; omvouwen; ontvouwen; openspreiden; openvouwen; opvouwen; overhellen; overhellen tot een denkwijze; plooien; samenvouwen; ten dele vouwen; tenderen naar; toevouwen; uitklappen; uitslaan; uitspreiden; uitvouwen; uitwringen; verbuigen; vouwen; wringen
recourber buigen; krom buigen; krombuigen; krommen; welven neigen; overhellen; overhellen tot een denkwijze; tenderen naar; uitwringen; wringen
respecter buigen; eerbied tonen achten; appreciëren; eerbiedigen; hoogachten; hoogschatten; houden aan; in acht nemen; nakomen; ontzien; op prijs stellen; opkijken tegen; respecteren; sparen; verschonen; waarderen
s'incliner buigen; eerbied tonen; krom buigen; krommen; welven hellen; neerbuigen; neigen; nijgen; overhellen; overhellen tot een denkwijze; tenderen naar; uitwringen; voorover buigen; voorover hellen; wringen
s'incurver buigen; krom buigen; krommen; welven instulpen
se courber buigen; krom buigen; krommen; welven
se tordre buigen; krom buigen; krommen zich wringen
se voûter buigen; krom buigen; krommen
témoigner du respect à quelqu'un buigen; eerbied tonen

Verwante definities voor "buigen":

  1. eerbiedig groeten door hoofd en schouders voorover te doen1
    • Antonio heeft voor de koningin gebogen1
  2. het krom maken1
    • hij buigt het ijzer met een tang1

Wiktionary: buigen

buigen
verb
  1. krommend vervormen
buigen
Cross Translation:
FromToVia
buigen courber bend — to cause to shape into a curve
buigen courber; fléchir bow — to become bent
buigen courber bow — to bend a thing
buigen se prosterner; s'agenouiller kowtow — kneel such that forehead touches ground
buigen courber biegen — (transitiv): einen Gegenstand so verformen, dass sich die Krümmung des Gegenstands ändern