Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
chic
|
|
elegance; finesse
|
complet
|
|
kostuum; maatpak; pak
|
dément
|
|
dolleman; geesteszieke; gek; gestoorde; krankzinnige; mafketel; waanzinnige
|
fou
|
|
achterlijke; dolleman; dommerik; dwaas; geesteszieke; gek; gek iemand; geschifte; gestoorde; hansworst; hofnar; idioot; imbeciel; krankzinnige; kwast; kwibus; mafketel; nar; onbenul; onnozelaar; onnozele kerel; simpele ziel; waanzinnige; zot; zwakzinnige
|
malin
|
|
bij de pinken zijn; doortraptheid; gewiekstheid; gladheid; kei; listigheid; slimme vos; slimmerd; sluwheid; snoodheid
|
nature
|
|
aard; geaardheid; gemoed; gemoedstoestand; geneigdheid; gezindheid; hang; inborst; inclinatie; inslag; karakter; karaktereigenschap; karaktertrek; kenmerk; kwalititeit; mentaliteit; natuur; neiging; soort; stemming; ziel
|
parfait
|
|
consumptie-ijs; consumptieijsjes; ijs; ijsje; ijsjes; roomijs
|
vierge
|
|
maagd
|
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
complet
|
gaaf; heel; intact
|
algeheel; beslist; compleet; feitelijk; foutloos; geheid; gehele; gewis; helemaal; heus; integraal; kompleet; perfect; plenair; reëel; stellig; totaal; uitverkocht; vast; vast en zeker; volgeboekt; volkomen; volledig; volleerd; volmaakt; volslagen; voltallig; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
|
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
entier
|
|
geheel getal
|
fantastique
|
|
fantastisch; super; supergaaf
|
génial
|
|
fantastisch; super; supergaaf
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
astucieux
|
fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs
|
adrem; berekenend; bij de pinken; bijdehand; briljant; clever; gehaaid; geniaal; geslepen; gevat; gewiekst; goochem; ingenieus; kien; knap; kundig; kunstig; leep; met een fluwelen tong; met een gladde tong; pienter; raak; scherpzinnig; schrander; slim; sluw; snedig; snugger; spitsvondig; uitgekiend; uitgeslapen; vaardig; vernuftig; vindingrijk; welsprekend
|
chic
|
gaaf; mieters; schitterend; tof
|
aangekleed; chic; dolletjes; elegant; enig; esthetisch; geestig; geinig; gekleed; geraffineerd; grappig; jofel; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; leuk; lollig; modieuze verfijning; sierlijk; smaakvol; stijlvol; verfijnd
|
d'une façon géniale
|
fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs
|
briljant; briljante; fenomenaal; geniaal; lumineus; vernuftig
|
d'une manière sensée
|
fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs
|
degelijk; diepgaand; diepgravend; grondig; helemaal; niet oppervlakkig; totaal; volkomen
|
de génie
|
fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs
|
briljant; fenomenaal; geniaal; lumineus; vernuftig
|
du tonnerre
|
gaaf; mieters; schitterend; tof
|
|
délirant
|
fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs
|
achterlijk; dwaas; eigenaardig; enorm; geestesziek; gek; geschift; gestoord; getikt; gigantisch; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knots; krankjorum; krankzinnig; maf; mal; mesjogge; niet goed snik; stupide; typisch; vreemd; waanzinnig; zot
|
dément
|
fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs
|
achterlijk; doldwaas; enorm; gek; geschift; gestoord; getikt; gigantisch; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knots; krankjorum; krankzinnig; maf; mal; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot; zwakzinnig
|
en bon état
|
gaaf; heel; intact
|
|
entier
|
gaaf; heel; intact
|
algeheel; allemaal; alles; beslist; breukvrij; compleet; feitelijk; geheid; gehele; gewis; heel; heelhuids; hele; helemaal; heus; kompleet; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongedeerd; ongekwetst; ongeopend; ongeschonden; onverzwakt; reëel; stellig; totaal; vast; vast en zeker; volkomen; volledig; volslagen; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
|
fabuleux
|
fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs
|
betoverend; denkbeeldig; enorm; fabelachtig; fabuleus; fantastisch; fantastische; fenomenaal; geweldig; gigantisch; grandioos; groots; illusoir; imaginair; legendarisch; luisterrijk; magnifiek; prachtig; puik; schitterend; uitnemend; uitstekend; voortreffelijk
|
fantastique
|
fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs
|
betoverend; denkbeeldig; enorm; fantastisch; fantastische; fenomenaal; formidabel; geweldig; gigantisch; grandioos; groots; illusoir; imaginair; luisterrijk; magnifiek; prachtig; puik; schitterend; uitnemend; uitstekend; voortreffelijk
|
fou
|
fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs
|
achterlijk; apart; bijzonder; bizar; buitenissig; curieus; doldwaas; dwaas; eigenaardig; enorm; excentriek; geestelijk gestoord; geestesziek; geflipt; gek; geschift; gestoord; getikt; gigantisch; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knettergek; knots; krankjorum; krankzinnig; maf; mal; merkwaardig; mesjogge; mesjokke; niet goed snik; onbezonnen; ongewoon; onwijs; stupide; typisch; verlekkerd; vreemd; waanzinnig; zonderling; zot
|
génial
|
fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs
|
briljant; fenomenaal; geniaal; geweldig; lumineus; vernuftig
|
habile
|
fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs
|
adrem; bedreven; behendig; bekwaam; bijdehand; briljant; capabel; clever; competent; ervaren; fysiek in staat; geoefend; geschikt; gevat; handig; in staat; ingenieus; intelligent; kien; knap; kundig; kunstig; pienter; raak; rap; schrander; slim; snedig; snel; snugger; uitgeslapen; vaardig; vindingrijk; vlot; vlug
|
impeccable
|
gaaf; onaangetast; puntgaaf
|
brandhelder; brandschoon; briljant; correct; eersteklas; eersterangs; excellent; feilloos; flitsend; foutloos; gelikt; hip; ideaal; keurig; kraakhelder; onberispelijk; onbesproken; onverbeterlijk; opperbest; patent; perfect; picobello; piekfijn; puik; smetteloos; snel; subliem; superbe; tiptop; top; tot de beste klasse behorend; trendy; uitgelezen; uitgezocht; uitmuntend; uitnemend; uitstekend; vlekkeloos; vlot; volmaakt; voortreffelijk; zuiver
|
impeccablement
|
gaaf; onaangetast; puntgaaf
|
gelikt; picobello; piekfijn; tiptop
|
inaltéré
|
gaaf; heel; intact; maagdelijk; onaangeraakt; ongerept; puur; virginaal; zuiver
|
heelhuids; koel; koud; onaangebroken; onaangedaan; onaangeroerd; onaangetast; onberoerd; onbewogen; ongebruikt; ongedeerd; ongekwetst; ongeopend; ongeschonden; onverzwakt
|
intact
|
gaaf; heel; intact; maagdelijk; onaangeraakt; ongerept; puur; virginaal; zuiver
|
heelhuids; koel; koud; kuis; maagdelijk; onaangebroken; onaangedaan; onaangeroerd; onaangetast; onbedorven; onberoerd; onbeschadigd; onbevlekt; onbewogen; ongebruikt; ongedeerd; ongekwetst; ongeopend; ongeschonden; onschuldig; onverkort; onverzwakt; puur; rein; schadeloos; vlekkeloos; zuiver
|
lunatique
|
fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs
|
enorm; geestesziek; gek; gigantisch; krankzinnig; lijdend aan maanziekte; maanziek; waanzinnig
|
malin
|
fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs
|
achterbaks; adrem; arglistig; bedachtzaam; berekenend; bij de pinken; bijdehand; clever; correct; doordacht; doortrapt; duivelachtig; duivels; gehaaid; gemeen; geniaal; geniepig; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gluiperig; goochem; kien; kwaadaardig; leep; link; listig; nadenkend; pienter; raadzaam; raak; scherpzinnig; schrander; slim; slinks; sluw; snedig; snood; snugger; spits; spitsvondig; stiekem; uitgekiend; uitgekookt; uitgeslapen; vernuftig; verstandig; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig
|
nature
|
gaaf; maagdelijk; onaangeraakt; ongerept; puur; virginaal; zuiver
|
kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; pure; puur; rein; zuiver; zuivere
|
non endommagé
|
gaaf; heel; intact
|
onbeschadigd
|
non entamé
|
gaaf; heel; intact
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
|
parfait
|
gaaf; onaangetast; puntgaaf
|
akkoord; beslist; briljant; excellent; fantastisch; feitelijk; foutloos; geheid; gelikt; geweldig; gewis; grandioos; groots; heus; ideaal; in orde; magnifiek; mee eens; patent; perfect; perfekt; picobello; piekfijn; puik; reëel; schitterend; stellig; subliem; superbe; tiptop; uitgelezen; uitgezocht; uitmuntend; uitnemend; uitstekend; vast; vast en zeker; volleerd; volmaakt; voortreffelijk; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
|
parfaitement
|
gaaf; onaangetast; puntgaaf
|
alleszins; briljant; excellent; foutloos; ideaal; in alle opzichten; patent; perfect; puik; subliem; superbe; uitgelezen; uitgezocht; uitmuntend; uitnemend; uitstekend; volmaakt; voortreffelijk
|
pur
|
gaaf; maagdelijk; onaangeraakt; ongerept; puur; virginaal; zuiver
|
brandschoon; echt; gekuist; gewoonweg; klare; klinkklaar; koel; koud; kuis; maagdelijk; natuurlijk; onaangebroken; onaangedaan; onaangeroerd; onaangetast; onbedorven; onberoerd; onbevlekt; onbewogen; ongebruikt; ongedwongen; ongekunsteld; ongeopend; onschuldig; onvermengd; onversneden; onvervalst; onverzwakt; pure; puur; rechttoe; rein; smetteloos; vlekkeloos; zuiver; zuivere
|
purement
|
gaaf; maagdelijk; onaangeraakt; ongerept; puur; virginaal; zuiver
|
echt; gekuist; hygienisch; kuis; louter; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; onvervalst; puur; rein; schoon; zuiver
|
réglo
|
gaaf; mieters; schitterend; tof
|
|
sans défaut
|
gaaf; onaangetast; puntgaaf
|
loepzuiver
|
sensé
|
fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs
|
bedachtzaam; correct; doordacht; nadenkend; pienter; raadzaam; verstandig; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig; zinrijk; zinvol
|
terrible
|
gaaf; mieters; schitterend; tof
|
afgrijselijk; afschuwelijk; afstotelijk; afstotend; barbaars; beestachtig; bruut; gruwelijk; inhumaan; misselijkmakend; monsterlijk; onmenselijk; ontzettend; schrikaanjagend; schrikbarend; schrikwekkend; schromelijk; verschrikkelijk; vreselijk; walgelijk; weerzinwekkend; wreed
|
vierge
|
gaaf; maagdelijk; onaangeraakt; ongerept; puur; virginaal; zuiver
|
blanco; inhoudsloos; koel; koud; kuis; leeg; maagdelijk; onaangebroken; onaangedaan; onaangeroerd; onaangetast; onberoerd; onbeschreven; onbevlekt; onbewogen; ongebruikt; ongecultiveerd; ongeopend; oningevuld; onontgonnen; onschuldig; onverzwakt; puur; rein; zuiver
|
virginal
|
gaaf; maagdelijk; onaangeraakt; ongerept; puur; virginaal; zuiver
|
koel; koud; kuis; maagdelijk; onaangebroken; onaangedaan; onaangeroerd; onaangetast; onberoerd; onbevlekt; onbewogen; ongebruikt; ongeopend; onschuldig; puur; rein; zuiver
|