Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. fractuur:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor fractuur (Nederlands) in het Frans

fractuur:

fractuur [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de fractuur (breuk)
    la fracture; l'interruption; la rupture; la pause; l'hernie

Vertaal Matrix voor fractuur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fracture breuk; fractuur beenbreuk
hernie breuk; fractuur bobbel; hernia; uitpuiling; uitstulping
interruption breuk; fractuur IRQ; bemoeienis; breuk; inlating; inmenging; interrupt; interruptaanvraag; interruptie; lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; onderbreken; onderbreking; opstootje; ordeverstoring; rel; schafttijd; schaftuur; stoornis; storing; stremming; trap; vastlopen; verbreken; verbreking; verstoring
pause breuk; fractuur afleiding; cesuur; etenstijd; interim; kloof; lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; onderbreken; onderbreking; opening; pauze; pauzeren; rustpauze; schafttijd; schaftuur; speelkwartier; spleet; tussenpoos; tussenruimte; tussentijd; uitsparing; verbreken; verpozing; verstrooiing; verzet; verzetje
rupture breuk; fractuur afbreking; barst; breken; breuk; krak; ruptuur; scheur; scheuring

Verwante woorden van "fractuur":


Wiktionary: fractuur

fractuur
noun
  1. een botbreuk