Nederlands

Uitgebreide vertaling voor flits (Nederlands) in het Frans

flits:

flits [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de flits (bliksemschicht; bliksemslag; bliksem; bliksemflits)
    la foudre; l'éclair; le flash
    • foudre [la ~] zelfstandig naamwoord
    • éclair [le ~] zelfstandig naamwoord
    • flash [le ~] zelfstandig naamwoord
  2. de flits (flitslicht)
    l'éclair; le flash
    • éclair [le ~] zelfstandig naamwoord
    • flash [le ~] zelfstandig naamwoord
  3. de flits (snel beeld)
    l'éclair; l'étincellement; le flash; le signal lumineux

Vertaal Matrix voor flits:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flash bliksem; bliksemflits; bliksemschicht; bliksemslag; flits; flitslicht; snel beeld flakkering; flikkering; flitser; flitslamp; flitslampje; geflikker; reclamespot; schijn; schittering; spot
foudre bliksem; bliksemflits; bliksemschicht; bliksemslag; flits bliksem; weerlicht
signal lumineux flits; snel beeld flakkering; flikkering; geflikker; lichtsein; lichtsignaal; schijn; schittering
éclair bliksem; bliksemflits; bliksemschicht; bliksemslag; flits; flitslicht; snel beeld bliksem; flakkering; flikkering; geflikker; hemelvuur; schicht; schijn; schittering; weerlicht
étincellement flits; snel beeld flakker; flakkering; flikkeren; flikkering; fonkelen; fonkeling; geflikker; gefonkel; geglinster; gesprankel; glans; glinstering; glitter; luister; schijn; schitteren; schittering; sprankelen; vonk

Verwante woorden van "flits":


flits vorm van flitsen:

flitsen werkwoord (flits, flitst, flitste, flitsten, geflits)

  1. flitsen (oplichten; lichten)
    briller; foudroyer; fulgurer; faire des éclairs; donner des éclairs; provoquer un éclat de lumière; jaillir; décharger
    • briller werkwoord (brille, brilles, brillons, brillez, )
    • foudroyer werkwoord (foudroie, foudroies, foudroyons, foudroyez, )
    • fulgurer werkwoord (fulgure, fulgures, fulgurons, fulgurez, )
    • faire des éclairs werkwoord
    • jaillir werkwoord (jaillis, jaillit, jaillissons, jaillissez, )
    • décharger werkwoord (décharge, décharges, déchargons, déchargez, )

Conjugations for flitsen:

o.t.t.
  1. flits
  2. flitst
  3. flitst
  4. flitsen
  5. flitsen
  6. flitsen
o.v.t.
  1. flitste
  2. flitste
  3. flitste
  4. flitsten
  5. flitsten
  6. flitsten
v.t.t.
  1. heb geflits
  2. hebt geflits
  3. heeft geflits
  4. hebben geflits
  5. hebben geflits
  6. hebben geflits
v.v.t.
  1. had geflits
  2. had geflits
  3. had geflits
  4. hadden geflits
  5. hadden geflits
  6. hadden geflits
o.t.t.t.
  1. zal flitsen
  2. zult flitsen
  3. zal flitsen
  4. zullen flitsen
  5. zullen flitsen
  6. zullen flitsen
o.v.t.t.
  1. zou flitsen
  2. zou flitsen
  3. zou flitsen
  4. zouden flitsen
  5. zouden flitsen
  6. zouden flitsen
en verder
  1. is geflits
  2. zijn geflits
diversen
  1. flits!
  2. flitst!
  3. geflits
  4. flitsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor flitsen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
jaillir opwellen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
briller flitsen; lichten; oplichten blaken; blinken; excelleren; flikkeren; fonkelen; glanzen; glimmen; glinsteren; glitteren; iets uitstralen; licht geven; licht schijnen; licht uitzenden; onderscheiden; overtreffen; schijnen; schitteren; sprankelen; stralen; twinkelen; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken
donner des éclairs flitsen; lichten; oplichten bliksemen; lichten; weerlichten
décharger flitsen; lichten; oplichten aan de dijk zetten; afdanken; afladen; afmaken; afreageren; afscheiden; afschieten; afslachten; afvloeien; afvoeren; afvuren; bliksemen; congé geven; dechargeren; doden; ecarteren; eruit gooien; iets uitladen; ledigen; leeggieten; leegmaken; leegstorten; lichten; lossen; lozen; luchten; moorden; neerhalen; neersabelen; neerschieten; om het leven brengen; ombrengen; onschuldig verklaren; ontheffen; ontladen; ontslaan; schieten; schieten op; schoten lossen; uitgieten; uitladen; uitscheiden; uitschenken; uitstoten; uitsturen; uitwerpen; van zijn positie verdrijven; vermoorden; verzenden; vrijpleiten; vrijspreken; vuren; weerlichten; wegsturen; wegzenden; zuiveren
faire des éclairs flitsen; lichten; oplichten
foudroyer flitsen; lichten; oplichten bliksemen; lichten; weerlichten
fulgurer flitsen; lichten; oplichten
jaillir flitsen; lichten; oplichten borrelen; in het hoofd opkomen; opwellen; spatten; spetteren; vlammen; vlammen uitslaan; wellen
provoquer un éclat de lumière flitsen; lichten; oplichten

Verwante woorden van "flitsen":


Wiktionary: flitsen

flitsen
verb
  1. rare|fr Être allumé en trembloter.

Cross Translation:
FromToVia
flitsen faire un appel de phares blink — to flash headlights

Computer vertaling door derden: