Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
du bout des lèvres
|
flauwtjes
|
|
faiblement
|
flauwtjes
|
bleekjes; krachteloos; machteloos; onmachtig; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak
|
indistinctement
|
flauwtjes
|
|
insipide
|
flauw; flauwtjes; zwak; zwakjes
|
afstompend; afstotelijk voor zintuigen; bleekjes; eentonig; flauw; geestdodend; laf; lelijk; muf; onappetijtelijk; onsmakelijk; oubakken; oud; oudbakken; pips; plat; saai; slap; slapjes; smakeloos; stijlloos; stom; suf; verschaald; walgelijk; wee; ziekelijk; zonder smaak; zonder zout; zoutloos; zwak
|
insipidement
|
flauwtjes
|
|
légèrement
|
flauwtjes
|
lichtelijk; loszinnig
|
mollement
|
flauwtjes
|
|
mou
|
flauw; flauwtjes; zwak; zwakjes
|
allerliefst; dottig; enig; futloos; lamlendig; lamzalig; lief; lusteloos; mat; muf; murw; naar zweet ruikend; oubakken; oud; oudbakken; plat; pluizig; schattig; slap; snoezig; verschaald; vertederend; voos; week; zwak; zweterig
|
puéril
|
flauw; flauwtjes; zwak; zwakjes
|
eenvoudig; gemakkelijk; infantiel; jongensachtig; kinderachtig; kinderlijk; kinds; licht; makkelijk; niet moeilijk; overdreven kinderachtig; simpel
|
tièdement
|
flauwtjes
|
|
vaguement
|
flauwtjes
|
bleek; flauw; flets; mistig; nevelachtig; onbepaald; onduidelijk; onhelder; vaag; vaag zichtbaar; vagelijk; verschoten; wazig
|
à peine
|
flauwtjes
|
amper; bijna geen; haast geen; nauwelijks; net aan; rakelings; ternauwernood
|