Nederlands

Uitgebreide vertaling voor flapuit (Nederlands) in het Frans

flapuit:

flapuit [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de flapuit
    la bavarde; le bavardeur; le bavard
    • bavarde [la ~] zelfstandig naamwoord
    • bavardeur [le ~] zelfstandig naamwoord
    • bavard [le ~] zelfstandig naamwoord

flapuit bijvoeglijk naamwoord

  1. flapuit (kletserig; praatziek; spraakzaam; )
    bavard; loguace; volubile; babillard; indiscret; indiscrètement; jaseur

Vertaal Matrix voor flapuit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bavard flapuit babbelaar; keutelaar; keuvelaar; klapekster; klep; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kouter; kwebbel; leuteraar; prater; roddelaar; roddelaarster; theetante; veelprater; zwammer; zwetser
bavarde flapuit babbelaarster; kletskous; kletstante; leuteraarster; leuterkous
bavardeur flapuit babbelaar; klep; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kwebbel; leuteraar; zwammer; zwetser
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
babillard babbelachtig; babbelziek; flapuit; indiscreet; kletserig; kletsgraag; loslippig; mededeelzaam; praatgraag; praatziek; spraakzaam babbelziek; loslippig
bavard babbelachtig; babbelziek; flapuit; indiscreet; kletserig; kletsgraag; loslippig; mededeelzaam; praatgraag; praatziek; spraakzaam babbelziek; kletslustig; loslippig
bavarde kletslustig
indiscret babbelachtig; babbelziek; flapuit; indiscreet; kletserig; kletsgraag; loslippig; mededeelzaam; praatgraag; praatziek; spraakzaam bemoeiziek; brutaal; indiscreet; niet beschroomd; onbescheiden; onbeschroomd; onkies; ontactisch; opdringerig; stoutmoedig; tactloos; vrijmoedig; vrijpostig
indiscrètement babbelachtig; babbelziek; flapuit; indiscreet; kletserig; kletsgraag; loslippig; mededeelzaam; praatgraag; praatziek; spraakzaam wijsneuserig
jaseur babbelachtig; babbelziek; flapuit; indiscreet; kletserig; kletsgraag; loslippig; mededeelzaam; praatgraag; praatziek; spraakzaam
loguace babbelachtig; babbelziek; flapuit; indiscreet; kletserig; kletsgraag; loslippig; mededeelzaam; praatgraag; praatziek; spraakzaam
volubile babbelachtig; babbelziek; flapuit; indiscreet; kletserig; kletsgraag; loslippig; mededeelzaam; praatgraag; praatziek; spraakzaam

Verwante woorden van "flapuit":

  • flapuiten, flapuits