Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
appas
|
aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; bekoorlijkheid; bekoring; betovering; fascinatie
|
|
ardeur
|
animo; belangstelling; fascinatie; geboeidheid; interesse; zin
|
aandrang; aandrift; ambitie; bevlogenheid; bezieling; daadkracht; devotie; doortastendheid; drang; drift; eerzucht; elan; energie; enthousiasme; esprit; felheid; fut; gedrevenheid; geestdrift; genegenheid; genoegen; genot; gloed; hartstocht; hartstochtelijkheid; heftigheid; hevigheid; hitte; ijver; ijverigheid; intensiteit; inzet; kracht; lust; momentum; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; onrustigheid; onstuimigheid; overgave; passie; pit; puf; temperament; toegewijdheid; toewijding; trouw; turbulentie; uitbundigheid; uitgelatenheid; vlam; vlijt; vlijtigheid; vurigheid; vuur; warmte; wellust; werklust; werkzaamheid; woeligheid; zorgzaamheid
|
attention
|
animo; belangstelling; fascinatie; geboeidheid; interesse; zin
|
aandacht; aanschouwen; acht; attentie; bekijks; belangstelling; interesse; juistheid; nauwlettendheid; observeren; oplettendheid; opmerkzaamheid; oppassen; preciesheid; stiptheid; uitkijken; zien
|
attirance
|
aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; bekoorlijkheid; bekoring; betovering; fascinatie
|
|
attraction
|
aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; bekoorlijkheid; bekoring; betovering; fascinatie
|
aantrekking; aanvechting; attractie; bekijks; bekoring; lokken; seductie; temptatie; trekpleister; verleiden; verleiding; verlokking; verovering; verzoeking
|
attrait
|
aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; bekoorlijkheid; bekoring; betovering; fascinatie
|
aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; aantrekken; aantrekking; aantrekkingskracht; bekoorlijkheid; bekoren; bekoring; charme; charmeren; gratie; lokroep; loktoon; straktrekken; verleidelijkheid
|
charme
|
aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; bekoorlijkheid; bekoring; betovering; fascinatie
|
aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; aantrekken; aantrekking; aantrekkingskracht; aanvechting; attractiviteit; bekoorlijkheid; bekoren; bekoring; bevalligheid; charme; charmeren; gratie; lieflijkheid; lieftalligheid; lokken; seductie; temptatie; verleiden; verleiding; verlokking; verovering; verrukkelijkheid; verzoeking
|
enchantement
|
aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; bekoorlijkheid; bekoring; betovering; fascinatie
|
aanvechting; ban; bekoring; betoverende invloed; betovering; enthousiasme; extase; gedrevenheid; geestvervoering; magie; seductie; temptatie; trance; uitbundigheid; uitgelatenheid; verleiding; verlokking; verovering; verrukking; vervoering; verzoeking
|
ensorcellement
|
aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; bekoorlijkheid; bekoring; betovering; fascinatie
|
aanvechting; bekoring; betovering; extase; geestvervoering; magie; seductie; temptatie; toverkunst; trance; verleiding; verlokking; verovering; verrukking; vervoering; verzoeking
|
entrain
|
animo; belangstelling; fascinatie; geboeidheid; interesse; zin
|
frivoliteit; hupsheid; lichtzinnigheid; lustigheid; ondiepte; oppervlakkigheid; uitgelatenheid; vrolijkheid
|
envie
|
animo; belangstelling; fascinatie; geboeidheid; interesse; zin
|
afgunst; begeerte; begeren; begerige ijver; drift; genoegen; genot; graagte; gretigheid; heftig verlangen; hevig verlangen; jaloezie; kif; kinnesinne; lust; naijver; nijd; smachten; verlangen; wellust; wensen; zucht
|
envoûtement
|
aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; bekoorlijkheid; bekoring; betovering; fascinatie
|
aanvechting; ban; bekoring; betoverende invloed; betovering; extase; geestvervoering; magie; seductie; temptatie; toverkunst; trance; verleiding; verlokking; verovering; verrukking; vervoering; verzoeking
|
fascination
|
aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; animo; bekoorlijkheid; bekoring; belangstelling; betovering; fascinatie; geboeidheid; interesse; zin
|
|
ferveur
|
animo; belangstelling; fascinatie; geboeidheid; interesse; zin
|
drift; elan; gloed; hartstocht; hartstochtelijkheid; ijver; ijverigheid; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; overgave; passie; pit; temperament; vlam; vlijt; vlijtigheid; vurigheid; vuur; werklust; werkzaamheid
|
fort intérêt
|
animo; belangstelling; fascinatie; geboeidheid; interesse; zin
|
|
goût
|
animo; belangstelling; fascinatie; geboeidheid; interesse; zin
|
smaakje; smaakzin
|
passion
|
animo; belangstelling; fascinatie; geboeidheid; interesse; zin
|
bevlogenheid; bezetenheid; bezieling; devotie; drift; enthousiasme; felheid; gedrevenheid; geestdrift; genegenheid; genoegen; genot; gevoeligheid; gloed; hartelijkheid; hartstocht; hartstochtelijkheid; heftigheid; hevigheid; ijver; innigheid; intensiteit; inzet; jool; kracht; leut; liefkozing; lust; obsessie; overgave; passie; plezier; pret; seksuele begeerte; tederheid; toegewijdheid; toewijding; trouw; verlangen; verliefdheid; vurigheid; vuur; wellust; wens; zachtheid; zorgzaamheid
|
plaisir
|
animo; belangstelling; fascinatie; geboeidheid; interesse; zin
|
aardigheid; amusement; blijheid; blijmoedigheid; content; drift; gein; geneugte; genieten; genoegen; genot; jolijt; jool; keet; keurigheid; leut; lol; lust; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; opgewektheid; ordelijkheid; plezier; pret; pretmakerij; properheid; seksuele begeerte; smetteloosheid; tevredenheid; vermaak; vermakelijkheid; verstrooiing; vertier; vreugde; vrolijkheid; welgevallen
|
pouvoir de séduction
|
aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; bekoorlijkheid; bekoring; betovering; fascinatie
|
aantrekkelijkheid; attractiviteit
|
pouvoir magique
|
aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; bekoorlijkheid; bekoring; betovering; fascinatie
|
magie; tovenarij; toverkunst
|
élan
|
animo; belangstelling; fascinatie; geboeidheid; interesse; zin
|
bevlogenheid; bezieling; drift; enthousiasme; gedrevenheid; geestdrift; hartstocht; ijver; ijverigheid; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; passie; uitbundigheid; uitgelatenheid; vlijt; vlijtigheid; vuur; werklust; werkzaamheid
|
énergie
|
animo; belangstelling; fascinatie; geboeidheid; interesse; zin
|
aandrift; arbeidskracht; arbeidsvermogen; daadkracht; daadkrachtigheid; doortastendheid; dynamiek; electrische stroom; energie; esprit; felheid; fiksheid; fut; incasseringsvermogen; kracht; krachtdadigheid; kranigheid; manhaftigheid; momentum; pittigheid; puf; sterkte; stroom; veerkracht; weerstand; weerstandsvermogen; werkkracht; werklust; werkvermogen; werkzaamheid
|