Nederlands
Uitgebreide vertaling voor fantaseren (Nederlands) in het Frans
fantaseren:
-
fantaseren (verzinnen; bedenken; uitdenken; verdichten; voorwenden)
imaginer; tramer; fabuler-
imaginer werkwoord (imagine, imagines, imaginons, imaginez, imaginent, imaginais, imaginait, imaginions, imaginiez, imaginaient, imaginai, imaginas, imagina, imaginâmes, imaginâtes, imaginèrent, imaginerai, imagineras, imaginera, imaginerons, imaginerez, imagineront)
-
tramer werkwoord (trame, trames, tramons, tramez, trament, tramais, tramait, tramions, tramiez, tramaient, tramai, tramas, trama, tramâmes, tramâtes, tramèrent, tramerai, trameras, tramera, tramerons, tramerez, trameront)
-
fabuler werkwoord (fabule, fabules, fabulons, fabulez, fabulent, fabulais, fabulait, fabulions, fabuliez, fabulaient, fabulai, fabulas, fabula, fabulâmes, fabulâtes, fabulèrent, fabulerai, fabuleras, fabulera, fabulerons, fabulerez, fabuleront)
-
Conjugations for fantaseren:
o.t.t.
- fantaseer
- fantaseert
- fantaseert
- fantaseren
- fantaseren
- fantaseren
o.v.t.
- fantaseerde
- fantaseerde
- fantaseerde
- fantaseerden
- fantaseerden
- fantaseerden
v.t.t.
- heb gefantaseerd
- hebt gefantaseerd
- heeft gefantaseerd
- hebben gefantaseerd
- hebben gefantaseerd
- hebben gefantaseerd
v.v.t.
- had gefantaseerd
- had gefantaseerd
- had gefantaseerd
- hadden gefantaseerd
- hadden gefantaseerd
- hadden gefantaseerd
o.t.t.t.
- zal fantaseren
- zult fantaseren
- zal fantaseren
- zullen fantaseren
- zullen fantaseren
- zullen fantaseren
o.v.t.t.
- zou fantaseren
- zou fantaseren
- zou fantaseren
- zouden fantaseren
- zouden fantaseren
- zouden fantaseren
en verder
- is gefantaseerd
- zijn gefantaseerd
diversen
- fantaseer!
- fantaseert!
- gefantaseerd
- fantaserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
fantaseren (opdissen)
Vertaal Matrix voor fantaseren:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
service d'un plat | fantaseren; opdissen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
fabuler | bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden | jokken; liegen |
imaginer | bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden | beramen; plannen; ramen; schatten; taxeren; uitdenken; uitdokteren; uitkienen; uitknobbelen |
tramer | bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden | bedenken; beramen; plan beramen; plannen; ramen; rasteren; schatten; taxeren; verzinnen; zinnen |
Wiktionary: fantaseren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• fantaseren | → imaginer | ↔ imagine — (intransitive) to use one's imagination |