Nederlands
Uitgebreide vertaling voor erbij optellen (Nederlands) in het Frans
erbij optellen:
erbij optellen werkwoord (tel erbij op, telt erbij op, telde erbij op, telden erbij op, erbij opgeteld)
-
erbij optellen (toevoegen; erbij tellen)
inclure; compter; ajouter; joindre; adjoindre; faire nombre-
inclure werkwoord (inclus, inclut, incluons, incluez, incluent, incluais, incluait, incluions, incluiez, incluaient, inclûmes, inclùtes, inclurent, inclurai, incluras, inclura, inclurons, inclurez, incluront)
-
compter werkwoord (compte, comptes, comptons, comptez, comptent, comptais, comptait, comptions, comptiez, comptaient, comptai, comptas, compta, comptâmes, comptâtes, comptèrent, compterai, compteras, comptera, compterons, compterez, compteront)
-
ajouter werkwoord (ajoute, ajoutes, ajoutons, ajoutez, ajoutent, ajoutais, ajoutait, ajoutions, ajoutiez, ajoutaient, ajoutai, ajoutas, ajouta, ajoutâmes, ajoutâtes, ajoutèrent, ajouterai, ajouteras, ajoutera, ajouterons, ajouterez, ajouteront)
-
joindre werkwoord (joins, joint, joignons, joignez, joignent, joignais, joignait, joignions, joigniez, joignaient, joignis, joignit, joignîmes, joignîtes, joignirent, joindrai, joindras, joindra, joindrons, joindrez, joindront)
-
adjoindre werkwoord (adjoins, adjoint, adjoignons, adjoignez, adjoignent, adjoignais, adjoignait, adjoignions, adjoigniez, adjoignaient, adjoignis, adjoignit, adjoignîmes, adjoignîtes, adjoignirent, adjoindrai, adjoindras, adjoindra, adjoindrons, adjoindrez, adjoindront)
-
faire nombre werkwoord
-
Conjugations for erbij optellen:
o.t.t.
- tel erbij op
- telt erbij op
- telt erbij op
- tellen erbij op
- tellen erbij op
- tellen erbij op
o.v.t.
- telde erbij op
- telde erbij op
- telde erbij op
- telden erbij op
- telden erbij op
- telden erbij op
v.t.t.
- heb erbij opgeteld
- hebt erbij opgeteld
- heeft erbij opgeteld
- hebben erbij opgeteld
- hebben erbij opgeteld
- hebben erbij opgeteld
v.v.t.
- had erbij opgeteld
- had erbij opgeteld
- had erbij opgeteld
- hadden erbij opgeteld
- hadden erbij opgeteld
- hadden erbij opgeteld
o.t.t.t.
- zal erbij optellen
- zult erbij optellen
- zal erbij optellen
- zullen erbij optellen
- zullen erbij optellen
- zullen erbij optellen
o.v.t.t.
- zou erbij optellen
- zou erbij optellen
- zou erbij optellen
- zouden erbij optellen
- zouden erbij optellen
- zouden erbij optellen
en verder
- is erbij opgeteld
- zijn erbij opgeteld
diversen
- tel erbij op!
- telt erbij op!
- erbij opgeteld
- erbij optellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze