Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor durven (Nederlands) in het Frans
durven:
-
durven (riskeren; wagen; avonturen)
oser; risquer; hasarder; aventurer-
oser werkwoord (ose, oses, osons, osez, osent, osais, osait, osions, osiez, osaient, osai, osas, osa, osâmes, osâtes, osèrent, oserai, oseras, osera, oserons, oserez, oseront)
-
risquer werkwoord (risque, risques, risquons, risquez, risquent, risquais, risquait, risquions, risquiez, risquaient, risquai, risquas, risqua, risquâmes, risquâtes, risquèrent, risquerai, risqueras, risquera, risquerons, risquerez, risqueront)
-
hasarder werkwoord (hasarde, hasardes, hasardons, hasardez, hasardent, hasardais, hasardait, hasardions, hasardiez, hasardaient, hasardai, hasardas, hasarda, hasardâmes, hasardâtes, hasardèrent, hasarderai, hasarderas, hasardera, hasarderons, hasarderez, hasarderont)
-
aventurer werkwoord (aventure, aventures, aventurons, aventurez, aventurent, aventurais, aventurait, aventurions, aventuriez, aventuraient, aventurai, aventuras, aventura, aventurâmes, aventurâtes, aventurèrent, aventurerai, aventureras, aventurera, aventurerons, aventurerez, aventureront)
-
Conjugations for durven:
o.t.t.
- durf
- durft
- durft
- durven
- durven
- durven
o.v.t.
- durfde
- durfde
- durfde
- durfden
- durfden
- durfden
v.t.t.
- heb gedurfd
- hebt gedurfd
- heeft gedurfd
- hebben gedurfd
- hebben gedurfd
- hebben gedurfd
v.v.t.
- had gedurfd
- had gedurfd
- had gedurfd
- hadden gedurfd
- hadden gedurfd
- hadden gedurfd
o.t.t.t.
- zal durven
- zult durven
- zal durven
- zullen durven
- zullen durven
- zullen durven
o.v.t.t.
- zou durven
- zou durven
- zou durven
- zouden durven
- zouden durven
- zouden durven
diversen
- durf!
- durft!
- gedurfd
- durvend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
durven (wagen)
Vertaal Matrix voor durven:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
audace | durven; wagen | aanmatiging; brutaliteit; driestheid; durf; gewaagdheid; impertinentie; inbeelding; indiscretie; kloekheid; koenheid; laatdunkendheid; lef; moed; onbeschaamdheid; onbeschoftheid; onbeschroomdheid; onbesuisdheid; onkiesheid; onverschrokkenheid; onwelgevoegelijkheid; overmoed; roekeloosheid; schaamteloosheid; stoutmoedigheid; vermetelheid; verwaandheid; vrijpostigheid; waaghalzerij; zelfverheffing |
courage | durven; wagen | dapperheid; driestheid; durf; gewaagdheid; heldenmoed; heldhaftigheid; kloekheid; koenheid; kranigheid; lef; moed; onversaagdheid; onverschrokkenheid; stoutmoedigheid; vermetelheid |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aventurer | avonturen; durven; riskeren; wagen | avonturieren |
hasarder | avonturen; durven; riskeren; wagen | avonturieren |
oser | avonturen; durven; riskeren; wagen | aandurven; avonturieren |
risquer | avonturen; durven; riskeren; wagen | avonturieren |
- | wagen |