Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. dop:
  2. doppen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor dop (Nederlands) in het Frans

dop:

dop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de dop (bolster; schaal; schil)
    l'écale; le brou
    • écale [la ~] zelfstandig naamwoord
    • brou [le ~] zelfstandig naamwoord
  2. de dop (sluitdop)
    le bouchon de fermeture
  3. de dop (stolp; deksel; boerenhuis; )
    le bouchon de verre; la cloche

Vertaal Matrix voor dop:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bouchon de fermeture dop; sluitdop
bouchon de verre boerenhuis; deksel; dop; kaasstolp; stolp; stolphuis; stulpkooi
brou bolster; dop; schaal; schil
cloche boerenhuis; deksel; dop; kaasstolp; stolp; stolphuis; stulpkooi bel; dom gansje; dom wicht; domme gans; domme koe; einder; flierefluiter; geitenbreier; gezichtseinder; horizon; kim; klok; klokje; klooi; lammeling; lamzak; lanterfant; lanterfanter; lapzwans; leeghoofdje; leegloper; lijntrekker; luidklok; nietsnut; pendule; polshorloge; schel; slampamper; slapkous; sufferdje; torenklok; uurwerk; zakhorloge; zakuurwerk
écale bolster; dop; schaal; schil bast; schors

Verwante woorden van "dop":


Wiktionary: dop

dop
noun
  1. enveloppe extérieure de l’œuf.
  2. Partie superficielle et protectrice des arbres et des végétaux

Cross Translation:
FromToVia
dop coque hull — outer covering of a fruit or seed
dop calotte sphérique spherical cap — portion of sphere

doppen:

doppen werkwoord (dop, dopt, dopte, dopten, gedopt)

  1. doppen (pellen)
    éplucher
    • éplucher werkwoord (épluche, épluches, épluchons, épluchez, )

Conjugations for doppen:

o.t.t.
  1. dop
  2. dopt
  3. dopt
  4. doppen
  5. doppen
  6. doppen
o.v.t.
  1. dopte
  2. dopte
  3. dopte
  4. dopten
  5. dopten
  6. dopten
v.t.t.
  1. heb gedopt
  2. hebt gedopt
  3. heeft gedopt
  4. hebben gedopt
  5. hebben gedopt
  6. hebben gedopt
v.v.t.
  1. had gedopt
  2. had gedopt
  3. had gedopt
  4. hadden gedopt
  5. hadden gedopt
  6. hadden gedopt
o.t.t.t.
  1. zal doppen
  2. zult doppen
  3. zal doppen
  4. zullen doppen
  5. zullen doppen
  6. zullen doppen
o.v.t.t.
  1. zou doppen
  2. zou doppen
  3. zou doppen
  4. zouden doppen
  5. zouden doppen
  6. zouden doppen
diversen
  1. dop!
  2. dopt!
  3. gedopt
  4. doppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

doppen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het doppen (pellen)
    l'épluchage

Vertaal Matrix voor doppen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
épluchage doppen; pellen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
éplucher doppen; pellen jassen; pellen; schillen

Verwante woorden van "doppen":


Wiktionary: doppen

doppen
verb
  1. het verwijderen van de peulenschillen van erwten, bonen, enzovoort