Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor doorspelen (Nederlands) in het Frans

doorspelen:

doorspelen werkwoord (speel door, speelt door, speelde door, speelden door, doorgespeeld)

  1. doorspelen (doorvertellen; doorgeven; rondvertellen; rondbrieven)
    transmettre; rapporter; répandre; faire circuler; colporter; se faire l'écho de
    • transmettre werkwoord (transmets, transmet, transmettons, transmettez, )
    • rapporter werkwoord (rapporte, rapportes, rapportons, rapportez, )
    • répandre werkwoord (répands, répand, répandons, répandez, )
    • faire circuler werkwoord
    • colporter werkwoord (colporte, colportes, colportons, colportez, )

Conjugations for doorspelen:

o.t.t.
  1. speel door
  2. speelt door
  3. speelt door
  4. spelen door
  5. spelen door
  6. spelen door
o.v.t.
  1. speelde door
  2. speelde door
  3. speelde door
  4. speelden door
  5. speelden door
  6. speelden door
v.t.t.
  1. heb doorgespeeld
  2. hebt doorgespeeld
  3. heeft doorgespeeld
  4. hebben doorgespeeld
  5. hebben doorgespeeld
  6. hebben doorgespeeld
v.v.t.
  1. had doorgespeeld
  2. had doorgespeeld
  3. had doorgespeeld
  4. hadden doorgespeeld
  5. hadden doorgespeeld
  6. hadden doorgespeeld
o.t.t.t.
  1. zal doorspelen
  2. zult doorspelen
  3. zal doorspelen
  4. zullen doorspelen
  5. zullen doorspelen
  6. zullen doorspelen
o.v.t.t.
  1. zou doorspelen
  2. zou doorspelen
  3. zou doorspelen
  4. zouden doorspelen
  5. zouden doorspelen
  6. zouden doorspelen
en verder
  1. is doorgespeeld
  2. zijn doorgespeeld
diversen
  1. speel door!
  2. speelt door!
  3. doorgespeeld
  4. doorspelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor doorspelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
colporter doorgeven; doorspelen; doorvertellen; rondbrieven; rondvertellen colporteren; huis-aan-huis-verkopen; klikken; leuren; uitventen; venten; verklappen; verklikken; verlinken; verraden
faire circuler doorgeven; doorspelen; doorvertellen; rondbrieven; rondvertellen aangeven; aanreiken; afgeven; doorgeven; geven; overgeven; overhandigen; ronddelen; rondgeven; rondreiken; toesteken; uitdelen; uitreiken; verdelen; verder reiken
rapporter doorgeven; doorspelen; doorvertellen; rondbrieven; rondvertellen berichten; doorslaan; iets melden; informeren; klikken; meedelen; melden; opbrengen; opleveren; overbrieven; rapporteren; terecht brengen; terugbezorgen; uit de school klappen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden; verslag uitbrengen
répandre doorgeven; doorspelen; doorvertellen; rondbrieven; rondvertellen afleggen; alom bekend maken; bezwijken; doorslaan; een boodschap uitdragen; het onderspit delven; klaar leggen; ronddelen; rondgeven; rondreiken; rondstrooien; spreiden; tenondergaan; uitdelen; uitdragen; uitreiken; uitspreiden; uitstrooien; uitwaaieren; uitzaaien; uitzenden; uitzwermen; verbreiden; verbreider; verdelen; verdeler; vergieten; verhaal vertellen; verhalen; verklappen; verkondigen; verraden; verspreiden; verstrooien; vertellen; waaieren; zich verspreiden
se faire l'écho de doorgeven; doorspelen; doorvertellen; rondbrieven; rondvertellen
transmettre doorgeven; doorspelen; doorvertellen; rondbrieven; rondvertellen aangeven; aanreiken; aansteken; afdragen; afgeven; besmetten; doen toekomen; doorgeven; doorsturen; doorzenden; een boodschap uitdragen; geven; iem. iets sturen; opsturen; overdragen aan; overgeven; overhandigen; overmaken; overzenden; posten; toesteken; toezenden; uitdragen; uitstrooien; uitzaaien; verder reiken; verkondigen; zenden