Nederlands

Uitgebreide vertaling voor doorgaan (Nederlands) in het Frans

doorgaan:

doorgaan werkwoord (ga door, gaat door, ging door, gingen door, doorgegaan)

  1. doorgaan (continueren; voortzetten; vervolgen; )
    continuer; persister; se continuer; se poursuivre; durer
    • continuer werkwoord (continue, continues, continuons, continuez, )
    • persister werkwoord (persiste, persistes, persistons, persistez, )
    • se continuer werkwoord
    • se poursuivre werkwoord
    • durer werkwoord (dure, dures, durons, durez, )
  2. doorgaan (voortzetten; continueren; verdergaan; vervolgen; prolongeren)
    continuer; poursuivre; prolonger
    • continuer werkwoord (continue, continues, continuons, continuez, )
    • poursuivre werkwoord (poursuis, poursuit, poursuivons, poursuivez, )
    • prolonger werkwoord (prolonge, prolonges, prolongeons, prolongez, )
  3. doorgaan (volharden; volhouden; doorzetten; standhouden)
    persévérer; persister; supporter; continuer; entretenir; tenir le coup; résister; endurer; laisser continuer; faire durer; tenir jusqu'au bout
    • persévérer werkwoord (persévère, persévères, persévérons, persévérez, )
    • persister werkwoord (persiste, persistes, persistons, persistez, )
    • supporter werkwoord (supporte, supportes, supportons, supportez, )
    • continuer werkwoord (continue, continues, continuons, continuez, )
    • entretenir werkwoord (entretiens, entretient, entretenons, entretenez, )
    • tenir le coup werkwoord
    • résister werkwoord (résiste, résistes, résistons, résistez, )
    • endurer werkwoord (endure, endures, endurons, endurez, )
    • laisser continuer werkwoord
    • faire durer werkwoord

Conjugations for doorgaan:

o.t.t.
  1. ga door
  2. gaat door
  3. gaat door
  4. gaan door
  5. gaan door
  6. gaan door
o.v.t.
  1. ging door
  2. ging door
  3. ging door
  4. gingen door
  5. gingen door
  6. gingen door
v.t.t.
  1. ben doorgegaan
  2. bent doorgegaan
  3. is doorgegaan
  4. zijn doorgegaan
  5. zijn doorgegaan
  6. zijn doorgegaan
v.v.t.
  1. was doorgegaan
  2. was doorgegaan
  3. was doorgegaan
  4. waren doorgegaan
  5. waren doorgegaan
  6. waren doorgegaan
o.t.t.t.
  1. zal doorgaan
  2. zult doorgaan
  3. zal doorgaan
  4. zullen doorgaan
  5. zullen doorgaan
  6. zullen doorgaan
o.v.t.t.
  1. zou doorgaan
  2. zou doorgaan
  3. zou doorgaan
  4. zouden doorgaan
  5. zouden doorgaan
  6. zouden doorgaan
diversen
  1. ga door!
  2. gaat door!
  3. doorgegaan
  4. doorgaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor doorgaan:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
supporter aanhanger; fan; supporter; voorstander
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
continuer aanhouden; continueren; doorgaan; doorzetten; prolongeren; standhouden; verdergaan; vervolgen; volharden; volhouden; voortgaan; voortzetten aanhouden; avanceren; daarnaast doen; doorlopen; doorstaan; dragen; dulden; een stapje verder gaan; harden; uithouden; uitzingen; verder doen; verder lopen; verdergaan; verdragen; verduren; volhouden; voortbestaan; voortduren; voortgaan
durer aanhouden; continueren; doorgaan; verdergaan; vervolgen; voortgaan; voortzetten aanhouden; voortbestaan; voortduren
endurer doorgaan; doorzetten; standhouden; volharden; volhouden aanhouden; doorleven; doormaken; doorstaan; dragen; dulden; harden; lijden; uithouden; uitzingen; velen; verdragen; verduren; verteren; volhouden; voortbestaan; voortduren
entretenir doorgaan; doorzetten; standhouden; volharden; volhouden behouden; financieel steunen; in stand houden; knaphouden; nethouden; onderhouden; schoonhouden
faire durer doorgaan; doorzetten; standhouden; volharden; volhouden bestendigen; een stapje verder gaan; verdergaan
laisser continuer doorgaan; doorzetten; standhouden; volharden; volhouden een stapje verder gaan; verdergaan
persister aanhouden; continueren; doorgaan; doorzetten; standhouden; verdergaan; vervolgen; volharden; volhouden; voortgaan; voortzetten aanhouden; avanceren; doorlopen; doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verder lopen; verdergaan; verdragen; verduren; volhouden; voortbestaan; voortduren; voortgaan
persévérer doorgaan; doorzetten; standhouden; volharden; volhouden aanhouden; doordouwen; doorduwen; doorstaan; doorzetten; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden; voortbestaan; voortduren
poursuivre continueren; doorgaan; prolongeren; verdergaan; vervolgen; voortzetten achternagaan; achternalopen; avanceren; azen; bedoelen; beogen; berechten; daarnaast doen; doorlopen; doorrijden; doorwerken; een stapje verder gaan; komen na; nalopen; navolgen; prooizoeken; ten doel hebben; verder doen; verder lopen; verdergaan; vervolgen; volgen; voortgaan
prolonger continueren; doorgaan; prolongeren; verdergaan; vervolgen; voortzetten duur verlengen; prolongeren; uitrekken; verlengen
résister doorgaan; doorzetten; standhouden; volharden; volhouden aanhouden; afweren; iets weerstaan; verdedigen; verweren; verzet tonen; voortbestaan; voortduren; weerstaan; weren; zich verzetten
se continuer aanhouden; continueren; doorgaan; verdergaan; vervolgen; voortgaan; voortzetten
se poursuivre aanhouden; continueren; doorgaan; verdergaan; vervolgen; voortgaan; voortzetten
supporter doorgaan; doorzetten; standhouden; volharden; volhouden aanhouden; doorleven; doorstaan; dragen; dulden; gedogen; harden; lijden; tolereren; uithouden; uitzingen; velen; verdragen; verduren; verteren; volhouden; voortbestaan; voortduren
tenir jusqu'au bout doorgaan; doorzetten; standhouden; volharden; volhouden aanhouden; doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden; voortbestaan; voortduren
tenir le coup doorgaan; doorzetten; standhouden; volharden; volhouden aanhouden; doorleven; doorstaan; dragen; dulden; harden; standhouden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; verteren; volhouden; voortbestaan; voortduren; zich staande houden
- continueren; vervolgen; voortzetten

Synoniemen voor "doorgaan":


Antoniemen van "doorgaan":


Verwante definities voor "doorgaan":

  1. het blijven doen, verder gaan1
    • ze gingen maar door met hun gezang1
  2. door anderen zo gezien worden1
    • hij gaat door voor een vriendelijk man1
  3. het leek dat het niet zou gebeuren, maar het gebeurt toch1
    • gelukkig, de reis gaat door1

Wiktionary: doorgaan

doorgaan
verb
  1. niet stoppen
doorgaan
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens
  2. poursuivre ce qui commencer.
  3. tenir ferme et fixe.
  4. traverser un espace en divers sens.
  5. Traductions à trier suivant le sens.

Cross Translation:
FromToVia
doorgaan continuer continue — transitive: proceed
doorgaan se débrouiller get along — survive; to do well enough
doorgaan continuer go on — continue
doorgaan procéder proceed — go on in an orderly or regulated manner

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van doorgaan