Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- donderen:
- donder:
-
Wiktionary:
- donderen → tonner, dégringoler
- donderen → tonner
- donder → tonnerre
- donder → tonnerre
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor donderen (Nederlands) in het Frans
donderen:
-
donderen (onweren)
tonner; faire de l'orage-
tonner werkwoord (tonne, tonnes, tonnons, tonnez, tonnent, tonnais, tonnait, tonnions, tonniez, tonnaient, tonnai, tonnas, tonna, tonnâmes, tonnâtes, tonnèrent, tonnerai, tonneras, tonnera, tonnerons, tonnerez, tonneront)
-
faire de l'orage werkwoord
-
-
donderen (uit de slof schieten; tekeergaan; uitvaren)
injurier; insulter; fulminer; tempêter; vociférer; faire rage; râler contre; sortir de ses gonds-
injurier werkwoord (injurie, injuries, injurions, injuriez, injurient, injuriais, injuriait, injuriions, injuriiez, injuriaient, injuriai, injurias, injuria, injuriâmes, injuriâtes, injurièrent, injurierai, injurieras, injuriera, injurierons, injurierez, injurieront)
-
insulter werkwoord (insulte, insultes, insultons, insultez, insultent, insultais, insultait, insultions, insultiez, insultaient, insultai, insultas, insulta, insultâmes, insultâtes, insultèrent, insulterai, insulteras, insultera, insulterons, insulterez, insulteront)
-
fulminer werkwoord (fulmine, fulmines, fulminons, fulminez, fulminent, fulminais, fulminait, fulminions, fulminiez, fulminaient, fulminai, fulminas, fulmina, fulminâmes, fulminâtes, fulminèrent, fulminerai, fulmineras, fulminera, fulminerons, fulminerez, fulmineront)
-
tempêter werkwoord (tempête, tempêtes, tempêtons, tempêtez, tempêtent, tempêtais, tempêtait, tempêtions, tempêtiez, tempêtaient, tempêtai, tempêtas, tempêta, tempêtâmes, tempêtâtes, tempêtèrent, tempêterai, tempêteras, tempêtera, tempêterons, tempêterez, tempêteront)
-
vociférer werkwoord (vocifère, vocifères, vociférons, vociférez, vocifèrent, vociférais, vociférait, vociférions, vocifériez, vociféraient, vociférai, vociféras, vociféra, vociférâmes, vociférâtes, vociférèrent, vociférerai, vociféreras, vociférera, vociférerons, vociférerez, vociféreront)
-
faire rage werkwoord
-
râler contre werkwoord
-
sortir de ses gonds werkwoord
-
Conjugations for donderen:
o.t.t.
- donder
- dondert
- dondert
- donderen
- donderen
- donderen
o.v.t.
- donderde
- donderde
- donderde
- donderden
- donderden
- donderden
v.t.t.
- heb gedonderd
- hebt gedonderd
- heeft gedonderd
- hebben gedonderd
- hebben gedonderd
- hebben gedonderd
v.v.t.
- had gedonderd
- had gedonderd
- had gedonderd
- hadden gedonderd
- hadden gedonderd
- hadden gedonderd
o.t.t.t.
- zal donderen
- zult donderen
- zal donderen
- zullen donderen
- zullen donderen
- zullen donderen
o.v.t.t.
- zou donderen
- zou donderen
- zou donderen
- zouden donderen
- zouden donderen
- zouden donderen
en verder
- ben gedonderd
- bent gedonderd
- is gedonderd
- zijn gedonderd
- zijn gedonderd
- zijn gedonderd
diversen
- donder!
- dondert!
- gedonderd
- donderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
donderen
Vertaal Matrix voor donderen:
Verwante woorden van "donderen":
donderen vorm van donder:
Vertaal Matrix voor donder:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
tonnerre | donder | donderen; gebrul; gebulder; geloei; geraas; loeien van de wind |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
tonnerre | donders; verduiveld |
Verwante woorden van "donder":
Wiktionary: donder
donder
Cross Translation:
noun
donder
-
een zeer luid geluid bij onweer
- donder → tonnerre
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• donder | → tonnerre | ↔ Donner — ein krachendes, mahlendes, grollendes oder rollendes Geräusch, das von einem Blitz während eines Gewitters erzeugt wird |
• donder | → tonnerre | ↔ thunder — sound caused by a lightning |