Nederlands
Uitgebreide vertaling voor domineren (Nederlands) in het Frans
domineren:
-
domineren (overheersen; de overhand hebben)
dominer; avoir le dessus; contrôler; maîtriser; l'emporter sur-
dominer werkwoord (domine, domines, dominons, dominez, dominent, dominais, dominait, dominions, dominiez, dominaient, dominai, dominas, domina, dominâmes, dominâtes, dominèrent, dominerai, domineras, dominera, dominerons, dominerez, domineront)
-
avoir le dessus werkwoord
-
contrôler werkwoord (contrôle, contrôles, contrôlons, contrôlez, contrôlent, contrôlais, contrôlait, contrôlions, contrôliez, contrôlaient, contrôlai, contrôlas, contrôla, contrôlâmes, contrôlâtes, contrôlèrent, contrôlerai, contrôleras, contrôlera, contrôlerons, contrôlerez, contrôleront)
-
maîtriser werkwoord (maîtrise, maîtrises, maîtrisons, maîtrisez, maîtrisent, maîtrisais, maîtrisait, maîtrisions, maîtrisiez, maîtrisaient, maîtrisai, maîtrisas, maîtrisa, maîtrisâmes, maîtrisâtes, maîtrisèrent, maîtriserai, maîtriseras, maîtrisera, maîtriserons, maîtriserez, maîtriseront)
-
l'emporter sur werkwoord
-
Conjugations for domineren:
o.t.t.
- domineer
- domineert
- domineert
- domineren
- domineren
- domineren
o.v.t.
- domineerde
- domineerde
- domineerde
- domineerden
- domineerden
- domineerden
v.t.t.
- heb gedomineerd
- hebt gedomineerd
- heeft gedomineerd
- hebben gedomineerd
- hebben gedomineerd
- hebben gedomineerd
v.v.t.
- had gedomineerd
- had gedomineerd
- had gedomineerd
- hadden gedomineerd
- hadden gedomineerd
- hadden gedomineerd
o.t.t.t.
- zal domineren
- zult domineren
- zal domineren
- zullen domineren
- zullen domineren
- zullen domineren
o.v.t.t.
- zou domineren
- zou domineren
- zou domineren
- zouden domineren
- zouden domineren
- zouden domineren
en verder
- ben gedomineerd
- bent gedomineerd
- is gedomineerd
- zijn gedomineerd
- zijn gedomineerd
- zijn gedomineerd
diversen
- domineer!
- domineert!
- gedomineerd
- donminerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze