Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. deksel:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor deksel (Nederlands) in het Frans

deksel:

deksel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de deksel (lid)
    le couvercle
  2. de deksel (stolp; dop; boerenhuis; )
    le bouchon de verre; la cloche

Vertaal Matrix voor deksel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bouchon de verre boerenhuis; deksel; dop; kaasstolp; stolp; stolphuis; stulpkooi
cloche boerenhuis; deksel; dop; kaasstolp; stolp; stolphuis; stulpkooi bel; dom gansje; dom wicht; domme gans; domme koe; einder; flierefluiter; geitenbreier; gezichtseinder; horizon; kim; klok; klokje; klooi; lammeling; lamzak; lanterfant; lanterfanter; lapzwans; leeghoofdje; leegloper; lijntrekker; luidklok; nietsnut; pendule; polshorloge; schel; slampamper; slapkous; sufferdje; torenklok; uurwerk; zakhorloge; zakuurwerk
couvercle deksel; lid afdekkap; dak; kap; koepel; overdekking; overkapping

Verwante woorden van "deksel":


Wiktionary: deksel

deksel
noun
  1. pièce fixer ou non à un récipient et qui s’adapter à son ouverture pour le fermer plus ou moins hermétiquement.
  2. Grande pièce d’étoffe épaisse
  3. didactique|fr couvercle, organes servant de clapet ou de fermeture, soit chez les animaux, soit dans les végétaux.
  4. Ouverture en forme d’oreille que les poissons ont de chaque côté de la tête (2)

Cross Translation:
FromToVia
deksel couvercle cover — lid
deksel couvercle lid — top or cover
deksel couvercle top — lid, cap, cover
deksel couvercle Deckel — Vorrichtung zum Abdecken oder Verschließen