Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. couvert:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor couvert (Nederlands) in het Frans

couvert:

couvert [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het couvert (enveloppe; omslag; wikkel)
    l'enveloppe; le couvert
  2. het couvert (eetgerei; bestek)
    le couvert
    • couvert [le ~] zelfstandig naamwoord
  3. het couvert (maaltijdgang)
    le couvert; la partie du repas

Vertaal Matrix voor couvert:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
couvert bestek; couvert; eetgerei; enveloppe; maaltijdgang; omslag; wikkel dekmantel
enveloppe couvert; enveloppe; omslag; wikkel boekomslag; briefomslag; buitenkant; emballage; envelop; huls; kaft; omhulsel; omkleedsel; omslag; omwindsel; schaal; schelp; verpakking
partie du repas couvert; maaltijdgang
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
couvert afgedekt; bedekt; beteuterd; betrokken; bewolkt; gecovered; gedekt; gezekerd; onderhuids; overdekt; overkapt; sip; sluimerend; teleurgesteld; verborgen; verborgen aanwezig zijn; verkapt; verkleed; vermomd; volgebouwd

Verwante woorden van "couvert":


Wiktionary: couvert

couvert
noun
  1. La nappe avec les serviettes, les couteaux, les cuillers, etc. (Sens général).
  2. Ce qui pouvoir entourer quelque chose.