Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- comprimeren:
-
Wiktionary:
- comprimeren → comprimer
- comprimeren → comprimer, compresser
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor comprimeren (Nederlands) in het Frans
comprimeren:
-
comprimeren (samenpersen; samendrukken)
comprimer; serrer; compresser; presser; condenser-
comprimer werkwoord (comprime, comprimes, comprimons, comprimez, compriment, comprimais, comprimait, comprimions, comprimiez, comprimaient, comprimai, comprimas, comprima, comprimâmes, comprimâtes, comprimèrent, comprimerai, comprimeras, comprimera, comprimerons, comprimerez, comprimeront)
-
serrer werkwoord (serre, serres, serrons, serrez, serrent, serrais, serrait, serrions, serriez, serraient, serrai, serras, serra, serrâmes, serrâtes, serrèrent, serrerai, serreras, serrera, serrerons, serrerez, serreront)
-
compresser werkwoord (compresse, compresses, compressons, compressez, compressent, compressais, compressait, compressions, compressiez, compressaient, compressai, compressas, compressa, compressâmes, compressâtes, compressèrent, compresserai, compresseras, compressera, compresserons, compresserez, compresseront)
-
presser werkwoord (presse, presses, pressons, pressez, pressent, pressais, pressait, pressions, pressiez, pressaient, pressai, pressas, pressa, pressâmes, pressâtes, pressèrent, presserai, presseras, pressera, presserons, presserez, presseront)
-
condenser werkwoord (condense, condenses, condensons, condensez, condensent, condensais, condensait, condensions, condensiez, condensaient, condensai, condensas, condensa, condensâmes, condensâtes, condensèrent, condenserai, condenseras, condensera, condenserons, condenserez, condenseront)
-
-
comprimeren
-
comprimeren
compresser-
compresser werkwoord (compresse, compresses, compressons, compressez, compressent, compressais, compressait, compressions, compressiez, compressaient, compressai, compressas, compressa, compressâmes, compressâtes, compressèrent, compresserai, compresseras, compressera, compresserons, compresserez, compresseront)
-
-
comprimeren
Conjugations for comprimeren:
o.t.t.
- comprimeer
- comprimeert
- comprimeert
- comprimeren
- comprimeren
- comprimeren
o.v.t.
- comprimeerde
- comprimeerde
- comprimeerde
- comprimeerden
- comprimeerden
- comprimeerden
v.t.t.
- heb gecomprimeerd
- hebt gecomprimeerd
- heeft gecomprimeerd
- hebben gecomprimeerd
- hebben gecomprimeerd
- hebben gecomprimeerd
v.v.t.
- had gecomprimeerd
- had gecomprimeerd
- had gecomprimeerd
- hadden gecomprimeerd
- hadden gecomprimeerd
- hadden gecomprimeerd
o.t.t.t.
- zal comprimeren
- zult comprimeren
- zal comprimeren
- zullen comprimeren
- zullen comprimeren
- zullen comprimeren
o.v.t.t.
- zou comprimeren
- zou comprimeren
- zou comprimeren
- zouden comprimeren
- zouden comprimeren
- zouden comprimeren
en verder
- is gecomprimeerd
- zijn gecomprimeerd
diversen
- comprimeer!
- comprimeert!
- gecomprimeerd
- comprimerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor comprimeren:
Synoniemen voor "comprimeren":
Verwante definities voor "comprimeren":
Wiktionary: comprimeren
comprimeren
Cross Translation:
verb
-
samenpersen, compact maken
- comprimeren → comprimer
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• comprimeren | → comprimer | ↔ compress — to press together into a smaller space |
• comprimeren | → compresser | ↔ compress — to encode digital information into less bits |