Nederlands
Uitgebreide vertaling voor chicaneren (Nederlands) in het Frans
chicaneren:
-
chicaneren (kleinzielig gedragen)
chicaner; contrarier-
chicaner werkwoord (chicane, chicanes, chicanons, chicanez, chicanent, chicanais, chicanait, chicanions, chicaniez, chicanaient, chicanai, chicanas, chicana, chicanâmes, chicanâtes, chicanèrent, chicanerai, chicaneras, chicanera, chicanerons, chicanerez, chicaneront)
-
contrarier werkwoord (contrarie, contraries, contrarions, contrariez, contrarient, contrariais, contrariait, contrariions, contrariiez, contrariaient, contrariai, contrarias, contraria, contrariâmes, contrariâtes, contrarièrent, contrarierai, contrarieras, contrariera, contrarierons, contrarierez, contrarieront)
-
Conjugations for chicaneren:
o.t.t.
- chicaneer
- chicaneert
- chicaneert
- chicaneren
- chicaneren
- chicaneren
o.v.t.
- chicaneerde
- chicaneerde
- chicaneerde
- chicaneerden
- chicaneerden
- chicaneerden
v.t.t.
- heb gechicaneerd
- hebt gechicaneerd
- heeft gechicaneerd
- hebben gechicaneerd
- hebben gechicaneerd
- hebben gechicaneerd
v.v.t.
- had gechicaneerd
- had gechicaneerd
- had gechicaneerd
- hadden gechicaneerd
- hadden gechicaneerd
- hadden gechicaneerd
o.t.t.t.
- zal chicaneren
- zult chicaneren
- zal chicaneren
- zullen chicaneren
- zullen chicaneren
- zullen chicaneren
o.v.t.t.
- zou chicaneren
- zou chicaneren
- zou chicaneren
- zouden chicaneren
- zouden chicaneren
- zouden chicaneren
diversen
- chicaneer!
- chicaneert!
- gechicaneerd
- chicanerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor chicaneren:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
chicaner | muggenziften | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
chicaner | chicaneren; kleinzielig gedragen | dwarszitten; haarkloven; kibbelen; muggenziften; op zijn hart hebben |
contrarier | chicaneren; kleinzielig gedragen | doen mislukken; dwarsbomen; dwarsliggen; dwarszitten; een stokje steken voor; op zijn hart hebben; tegengaan; tegenstreven; tegenwerken; verijdelen; weerstreven |