Buis in het Frans vertaald uit het Nederlands

Remove Ads

Overzicht

Nederlands naar Frans: Meer gegevens...

buis:
- télévision; télé; poste de télévision; téléviseur; petit écran; tube-image; tube cathodique
- tube
bui:
- humeur; disposition; moral; état d'âme; disposition d'âme; ondée; averse; caprice
Wiktionary:
- buis → tube, buse, tuyau, veston
- buis → téloche, tuyau, conduit, canalisation, tube
- bui → giboulée
- bui → humeur, averse, ondée, orage, tempête, tourmente

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor buis (Nederlands) in het Frans

buis:

buis [de ~] zelfstandig naamwoord

de buis (televisietoestel; televisie; televisieapparaat)
la télévision; la télé; le poste de télévision; le téléviseur; le petit écran
- télévision [la ~] zelfstandig naamwoord
- télé [la ~] zelfstandig naamwoord
- poste de télévision [le ~] zelfstandig naamwoord
- téléviseur [le ~] zelfstandig naamwoord
- petit écran [le ~] zelfstandig naamwoord
de buis (beeldbuis)
le tube-image; le tube cathodique; la télé
- tube-image [le ~] zelfstandig naamwoord
- tube cathodique [le ~] zelfstandig naamwoord
- télé [la ~] zelfstandig naamwoord

buis [de ~] zelfstandig naamwoord

de buis
le tube
- tube [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor buis:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
petit écran	buis; televisie; televisieapparaat; televisietoestel	schermpje
poste de télévision	buis; televisie; televisieapparaat; televisietoestel
tube	buis	bestseller; buisje; fiool; flacon; flesje; hit; kasstuk; klapper; kraker; schlager; succes; succesnummer; successtuk; topper; treffer; tube
tube cathodique	beeldbuis; buis
tube-image	beeldbuis; buis
télé	beeldbuis; buis; televisie; televisieapparaat; televisietoestel
téléviseur	buis; televisie; televisieapparaat; televisietoestel
télévision	buis; televisie; televisieapparaat; televisietoestel	televisie; tv

Verwante woorden van "buis":

buizen, bui

Wiktionary: buis

buis

noun

een hol, cilindrisch voorwerp
- buis → tube

buis

noun

Échec dans une matière scolaire
- buse → buis
Tuyau.
- tube → buis; kanaal; loop; pijp; roer; steel
Tube
- tuyau → buis
habil|fr vêtement masculin, d’intérieur ou de ville, court et sans basques.
- veston → buis; colbert; jasje

Cross Translation:

From	To	Via
• buis	→ téloche	↔ box — slang: with "the": television
• buis	→ tuyau; conduit; canalisation	↔ duct — a pipe, tube or canal which carries air or liquid from one place to another
• buis	→ conduit; tuyau	↔ pipe — hollow tube
• buis	→ tuyau	↔ tube — a pipe
• buis	→ tuyau; tube	↔ Rohr — Technik: ein zylinderförmiger, hohler Gegenstand zur Durchleitung von Flüssigkeiten, Gasen und Feststoffen

bui:

bui [de ~] zelfstandig naamwoord

de bui (humeur; stemming; gemoedsstemming; gemoedstoestand; gemoedsgesteldheid)
l'humeur; la disposition; le moral; l'état d'âme; la disposition d'âme
- humeur [la ~] zelfstandig naamwoord
- disposition [la ~] zelfstandig naamwoord
- moral [le ~] zelfstandig naamwoord
- état d'âme [le ~] zelfstandig naamwoord
- disposition d'âme [la ~] zelfstandig naamwoord
de bui (regenbui)
l'ondée; l'averse
- ondée [la ~] zelfstandig naamwoord
- averse [la ~] zelfstandig naamwoord
de bui (nuk; luim; kuur; gril)
le caprice; l'humeur
- caprice [le ~] zelfstandig naamwoord
- humeur [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bui:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
averse	bui; regenbui	gietbui; gieten; hemelwater; neerslag; plensbui; plenzen; regen; regenvloed; slagregen; stortbui; storten; stortregen; stortregenen; zware regenbui
caprice	bui; gril; kuur; luim; nuk	aanval; bevlieging; bokkensprong; capriool; frats; gekke streek; opwelling; rare streek; vlaag
disposition	bui; gemoedsgesteldheid; gemoedsstemming; gemoedstoestand; humeur; stemming	aanvoelen; beschikbaarheid; beschikking; compromis; conditie; confessie; feeling; geloof; geloofsovertuiging; gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; gemoedstoestand; geneigdheid; gevoel; gezindheid; gezindte; hang; inborst; inclinatie; indeling; neiging; staat; stemming; temperament; toestand; vergelijk
disposition d'âme	bui; gemoedsgesteldheid; gemoedsstemming; gemoedstoestand; humeur; stemming	geestesgesteldheid; geestestoestand; psychische toestand
humeur	bui; gemoedsgesteldheid; gemoedsstemming; gemoedstoestand; gril; humeur; kuur; luim; nuk; stemming	confessie; geestesgesteldheid; geloof; geloofsovertuiging; gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; gezindheid; gezindte; inborst; instelling; psychische toestand; stemming; temperament
moral	bui; gemoedsgesteldheid; gemoedsstemming; gemoedstoestand; humeur; stemming	gemoedsgesteldheid; instelling; psychische toestand; stemming
ondée	bui; regenbui	regenvloed; regenwind
état d'âme	bui; gemoedsgesteldheid; gemoedsstemming; gemoedstoestand; humeur; stemming	confessie; geestesgesteldheid; geestestoestand; geloof; geloofsovertuiging; gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; gezindheid; gezindte; inborst; instelling; psychische toestand; stemming; temperament
-	stemming
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
moral		moraal

Verwante woorden van "bui":

buien, buis, buitje, buitjes

Synoniemen voor "bui":

humeur; stemming

Verwante definities voor "bui":

regen, sneeuw of hagel die valt¹
- we moesten schuilen voor de bui¹
bepaald tijdelijk gevoel¹
- hij was in een vrolijke bui¹

Wiktionary: bui

bui

noun

pluie soudaine, de courte durée, et quelquefois mêlée de grêle ou de neige.
- giboulée → bui; regenbui; gietbui; stortbui

Cross Translation:

From	To	Via
• bui	→ humeur	↔ mood — bad mood
• bui	→ averse; ondée	↔ shower — brief fall of rain
• bui	→ orage; tempête; tourmente	↔ storm — disturbed state of the atmosphere
• bui	→ averse	↔ Schauer — Regenschauer: kurzer, heftiger Niederschlag analog: Schneeschauer

Verwante vertalingen van buis

centrale buis

¹Muiswerk Woordenboek

Remove Ads

Vertaal buis van Nederlands naar Frans

Uitgebreide vertaling voor buis (Nederlands) in het Frans

buis:

buis [de ~] zelfstandig naamwoord

de buis (televisietoestel; televisie; televisieapparaat)

de buis (beeldbuis)

buis [de ~] zelfstandig naamwoord

de buis

Vertaal Matrix voor buis:

Verwante woorden van "buis":

Wiktionary: buis

bui:

bui [de ~] zelfstandig naamwoord

de bui (humeur; stemming; gemoedsstemming; gemoedstoestand; gemoedsgesteldheid)

de bui (regenbui)

de bui (nuk; luim; kuur; gril)

Vertaal Matrix voor bui:

Verwante woorden van "bui":

Synoniemen voor "bui":

Verwante definities voor "bui":

Wiktionary: bui

Verwante vertalingen van buis