Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
arche
|
buiging; eerbetoon
|
ark; boog; uitbouw; welving; woonschip
|
boucle
|
buiging; kromming
|
draai; gesp; haarkrul; haarlok; kink; knoop; koppelgesp; kronkel; krul; krullende haarlok; krulletje; krulvorm; lok; looping; lus; lusvormige kromming
|
coude
|
buiging; kromming
|
elleboog
|
courbe
|
buiging; kromming
|
bocht; boog; draai; kromme; kromming; kromte; kronkel; ronding; uitbouw; welving
|
flexion
|
buiging; eerbetoon; kromming; nijging
|
declineren; verbuigen
|
giration
|
buiging; draaiing
|
draaiing; omwenteling; rotatie; wenteling
|
honneur
|
buiging; eerbetoon
|
achten; degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; eer; eerbaarheid; eergevoel; ere; eren; fatsoen; fatsoenlijkheid; fierheid; fonkelen; fonkeling; gepastheid; glitter; keurigheid; kiesheid; lintje; netheid; schittering; sprankelen; trots
|
inclinaison
|
buiging; draaiing; kromming
|
asymmetrisch; genegenheid; inclinatie; scheef
|
inclination
|
buiging; draaiing; kromming
|
gemoedstoestand; genegenheid; geneigdheid; gezindheid; glooiing; glooiingshoek; hang; inclinatie; keuze; neiging; smaak; stemming; tendentie; toegenegenheid; voorkeur; voorliefde
|
rondeur
|
buiging; eerbetoon
|
bocht; bolheid; bolling; draai; kromming; kromte; ronding; wielvlucht
|
rotation
|
buiging; draaiing
|
carrière; draai; draaien; draaiing; loopbaan; omdraaiing; omwenteling; rotatie; wending; wenteling; zwenken; zwenkingen
|
sinuosité
|
buiging; kromming
|
|
tournant
|
buiging; kromming
|
bocht; draai; draaiing; keerpunt der tijden; kromming; kromte; ommekeer; omwenteling; revolutie; rotatie; slechte drank; totale verandering; wenteling
|
virage
|
buiging; kromming
|
bocht; slechte drank; zwenking
|
voûte
|
buiging; eerbetoon
|
boog; gewelf; gewelfboog; koepel; plafond; ribgewelf; uitbouw; welving
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
courbe
|
|
kromlijnig
|
tournant
|
|
draaibaar; draaiende
|