Nederlands
Uitgebreide vertaling voor buffelen (Nederlands) in het Frans
buffelen:
-
buffelen (hard werken; half dood werken; afbeulen; kapotwerken; een ongeluk werken; pezen; sloven; aanpoten)
travailler dur; se tuer à la tâche; surmener; peiner; trimer-
travailler dur werkwoord
-
se tuer à la tâche werkwoord
-
surmener werkwoord (surmène, surmènes, surmenons, surmenez, surmènent, surmenais, surmenait, surmenions, surmeniez, surmenaient, surmenai, surmenas, surmena, surmenâmes, surmenâtes, surmenèrent, surmènerai, surmèneras, surmènera, surmènerons, surmènerez, surmèneront)
-
peiner werkwoord (peine, peines, peinons, peinez, peinent, peinais, peinait, peinions, peiniez, peinaient, peinai, peinas, peina, peinâmes, peinâtes, peinèrent, peinerai, peineras, peinera, peinerons, peinerez, peineront)
-
trimer werkwoord (trime, trimes, trimons, trimez, triment, trimais, trimait, trimions, trimiez, trimaient, trimai, trimas, trima, trimâmes, trimâtes, trimèrent, trimerai, trimeras, trimera, trimerons, trimerez, trimeront)
-
Conjugations for buffelen:
o.t.t.
- buffel
- buffelt
- buffelt
- buffelen
- buffelen
- buffelen
o.v.t.
- buffelde
- buffelde
- buffelde
- buffelden
- buffelden
- buffelden
v.t.t.
- heb gebuffeld
- hebt gebuffeld
- heeft gebuffeld
- hebben gebuffeld
- hebben gebuffeld
- hebben gebuffeld
v.v.t.
- had gebuffeld
- had gebuffeld
- had gebuffeld
- hadden gebuffeld
- hadden gebuffeld
- hadden gebuffeld
o.t.t.t.
- zal buffelen
- zult buffelen
- zal buffelen
- zullen buffelen
- zullen buffelen
- zullen buffelen
o.v.t.t.
- zou buffelen
- zou buffelen
- zou buffelen
- zouden buffelen
- zouden buffelen
- zouden buffelen
diversen
- buffel!
- buffelt!
- gebuffeld
- buffelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor buffelen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
peiner | aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven | afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; tobben; zich afsloven; zwoegen |
se tuer à la tâche | aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven | aanpoten; flink aanpakken; hard werken |
surmener | aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven | |
travailler dur | aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven | aanpoten; flink aanpakken; hard werken |
trimer | aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven | tobben |
Verwante woorden van "buffelen":
buffelen vorm van buffel:
-
de buffel (karbouw)
Vertaal Matrix voor buffel:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
boeuf à bosse | buffel; karbouw | |
buffle | buffel; karbouw |
Verwante woorden van "buffel":
Wiktionary: buffel
buffel
Cross Translation:
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• buffel | → buffle | ↔ buffalo — Old World mammals |
• buffel | → bison | ↔ buffalo — North American bison |