Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. brok:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor brok (Nederlands) in het Frans

brok:

brok [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de brok (klont; suikerklontje)
    le grumeau; le morceau; la partie
    • grumeau [le ~] zelfstandig naamwoord
    • morceau [le ~] zelfstandig naamwoord
    • partie [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor brok:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grumeau brok; klont; suikerklontje kledder; klodder; klont; klonter; kwak; lik
morceau brok; klont; suikerklontje aandeel; basisbestanddeel; bestanddeel; boterham; brokstuk; component; deel; deeltje; diggel; element; fractie; ingrediënt; klompje; klont; klonter; klontertje; klontje; onderdeel; onderdeeltje; part; plak brood; scherf; segment; snee; sneetje; splinter; stuk; wrakstuk
partie brok; klont; suikerklontje aandeel; afdeling; basisbestanddeel; bestanddeel; beurt; component; deel; departement; detachement; element; feest; festijn; fractie; gedeelte; gespeel; hoeveelheid; ingrediënt; kinderspel; klompje; klontertje; klontje; onderdeel; part; partij; partijtje; party; potje; rondje; sectie; segment; spel; spelletje; stuk; tak; wedstrijdje

Verwante woorden van "brok":


Wiktionary: brok

brok
noun
  1. morceau de quelque chose qui casser, briser, séparer de son tout.
  2. portion séparée d’une chose solide qui peut être manger.
  3. partie, portion, morceau d’un tout.

Cross Translation:
FromToVia
brok morceau; pièce chunk — a part of something
brok tranche; morceau dollop — lump
brok masse; protubérance; tas; renflement; motte; bosse lump — something that protrudes, sticks out, or sticks together; a cluster or blob; a mound, hill, or group
brok morceau morsel — small fragment

Verwante vertalingen van brok