Nederlands
Uitgebreide vertaling voor brandend (Nederlands) in het Frans
brandend:
-
brandend (vlammend)
-
brandend (vurig; warm; gloeiend; fel; hevig; fonkelend)
brûlant; enflammé; intense; de feu; avec ferveur; passionné; ardent; enthousiaste; fervent; ardemment-
brûlant bijvoeglijk naamwoord
-
enflammé bijvoeglijk naamwoord
-
intense bijvoeglijk naamwoord
-
de feu bijvoeglijk naamwoord
-
avec ferveur bijvoeglijk naamwoord
-
passionné bijvoeglijk naamwoord
-
ardent bijvoeglijk naamwoord
-
enthousiaste bijvoeglijk naamwoord
-
fervent bijvoeglijk naamwoord
-
ardemment bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor brandend:
Wiktionary: brandend
brandend vorm van branden:
-
branden (brandmerken; markeren; inbranden; van stigma's voorzien)
marquer; brûler; torréfier; incendier; distiller; stigmatiser; typer; munir de stigmates; marquer d'un trait-
marquer werkwoord (marque, marques, marquons, marquez, marquent, marquais, marquait, marquions, marquiez, marquaient, marquai, marquas, marqua, marquâmes, marquâtes, marquèrent, marquerai, marqueras, marquera, marquerons, marquerez, marqueront)
-
brûler werkwoord (brûle, brûles, brûlons, brûlez, brûlent, brûlais, brûlait, brûlions, brûliez, brûlaient, brûlai, brûlas, brûla, brûlâmes, brûlâtes, brûlèrent, brûlerai, brûleras, brûlera, brûlerons, brûlerez, brûleront)
-
torréfier werkwoord (torréfie, torréfies, torréfions, torréfiez, torréfient, torréfiais, torréfiait, torréfiions, torréfiiez, torréfiaient, torréfiai, torréfias, torréfia, torréfiâmes, torréfiâtes, torréfièrent, torréfierai, torréfieras, torréfiera, torréfierons, torréfierez, torréfieront)
-
incendier werkwoord (incendie, incendies, incendions, incendiez, incendient, incendiais, incendiait, incendiions, incendiiez, incendiaient, incendiai, incendias, incendia, incendiâmes, incendiâtes, incendièrent, incendierai, incendieras, incendiera, incendierons, incendierez, incendieront)
-
distiller werkwoord (distille, distilles, distillons, distillez, distillent, distillais, distillait, distillions, distilliez, distillaient, distillai, distillas, distilla, distillâmes, distillâtes, distillèrent, distillerai, distilleras, distillera, distillerons, distillerez, distilleront)
-
stigmatiser werkwoord (stigmatise, stigmatises, stigmatisons, stigmatisez, stigmatisent, stigmatisais, stigmatisait, stigmatisions, stigmatisiez, stigmatisaient, stigmatisai, stigmatisas, stigmatisa, stigmatisâmes, stigmatisâtes, stigmatisèrent, stigmatiserai, stigmatiseras, stigmatisera, stigmatiserons, stigmatiserez, stigmatiseront)
-
typer werkwoord (type, types, typons, typez, typent, typais, typait, typions, typiez, typaient, typai, typas, typa, typâmes, typâtes, typèrent, typerai, typeras, typera, typerons, typerez, typeront)
-
munir de stigmates werkwoord
-
marquer d'un trait werkwoord
-
-
branden (verzengen; verschroeien; zengen; blakeren)
brûler; roussir; flamber; griller-
brûler werkwoord (brûle, brûles, brûlons, brûlez, brûlent, brûlais, brûlait, brûlions, brûliez, brûlaient, brûlai, brûlas, brûla, brûlâmes, brûlâtes, brûlèrent, brûlerai, brûleras, brûlera, brûlerons, brûlerez, brûleront)
-
roussir werkwoord (roussis, roussit, roussissons, roussissez, roussissent, roussissais, roussissait, roussissions, roussissiez, roussissaient, roussîmes, roussîtes, roussirent, roussirai, roussiras, roussira, roussirons, roussirez, roussiront)
-
flamber werkwoord (flambe, flambes, flambons, flambez, flambent, flambais, flambait, flambions, flambiez, flambaient, flambai, flambas, flamba, flambâmes, flambâtes, flambèrent, flamberai, flamberas, flambera, flamberons, flamberez, flamberont)
-
griller werkwoord (grille, grilles, grillons, grillez, grillent, grillais, grillait, grillions, grilliez, grillaient, grillai, grillas, grilla, grillâmes, grillâtes, grillèrent, grillerai, grilleras, grillera, grillerons, grillerez, grilleront)
-
-
branden
Conjugations for branden:
o.t.t.
- brand
- brandt
- brandt
- branden
- branden
- branden
o.v.t.
- brandde
- brandde
- brandde
- brandden
- brandden
- brandden
v.t.t.
- heb gebrand
- hebt gebrand
- heeft gebrand
- hebben gebrand
- hebben gebrand
- hebben gebrand
v.v.t.
- had gebrand
- had gebrand
- had gebrand
- hadden gebrand
- hadden gebrand
- hadden gebrand
o.t.t.t.
- zal branden
- zult branden
- zal branden
- zullen branden
- zullen branden
- zullen branden
o.v.t.t.
- zou branden
- zou branden
- zou branden
- zouden branden
- zouden branden
- zouden branden
en verder
- ben gebrand
- bent gebrand
- is gebrand
- zijn gebrand
- zijn gebrand
- zijn gebrand
diversen
- brand!
- brandt!
- gebrand
- brandend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het branden
Vertaal Matrix voor branden:
Verwante woorden van "branden":
Verwante definities voor "branden":
Wiktionary: branden
branden
Cross Translation:
verb
branden
-
verteerd worden door vuur
- branden → brûler
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• branden | → brûler | ↔ burn — be consumed by fire |
• branden | → graver | ↔ burn — write data |
• branden | → irriter; piquer | ↔ nettle — of the nettle plant etc., to sting causing a rash |
• branden | → brûler; flamber | ↔ brennen — intransitiv, in Flammen stehen, dem Feuer ausgesetzt sein |
• branden | → graver | ↔ brennen — transitiv, EDV: mit einem Brenner eine Zusammenstellung von Musik- oder anderen Daten auf CD oder DVD archivieren |
Computer vertaling door derden: