Nederlands
Uitgebreide vertaling voor bombarderen (Nederlands) in het Frans
bombarderen:
-
bombarderen (vanuit de lucht beschieten)
bombarder; mitrailler; tirer sur-
bombarder werkwoord (bombarde, bombardes, bombardons, bombardez, bombardent, bombardais, bombardait, bombardions, bombardiez, bombardaient, bombardai, bombardas, bombarda, bombardâmes, bombardâtes, bombardèrent, bombarderai, bombarderas, bombardera, bombarderons, bombarderez, bombarderont)
-
mitrailler werkwoord (mitraille, mitrailles, mitraillons, mitraillez, mitraillent, mitraillais, mitraillait, mitraillions, mitrailliez, mitraillaient, mitraillai, mitraillas, mitrailla, mitraillâmes, mitraillâtes, mitraillèrent, mitraillerai, mitrailleras, mitraillera, mitraillerons, mitraillerez, mitrailleront)
-
tirer sur werkwoord
-
Conjugations for bombarderen:
o.t.t.
- bombardeer
- bombardeert
- bombardeert
- bombarderen
- bombarderen
- bombarderen
o.v.t.
- bombardeerde
- bombardeerde
- bombardeerde
- bombardeerden
- bombardeerden
- bombardeerden
v.t.t.
- heb gebombardeerd
- hebt gebombardeerd
- heeft gebombardeerd
- hebben gebombardeerd
- hebben gebombardeerd
- hebben gebombardeerd
v.v.t.
- had gebombardeerd
- had gebombardeerd
- had gebombardeerd
- hadden gebombardeerd
- hadden gebombardeerd
- hadden gebombardeerd
o.t.t.t.
- zal bombarderen
- zult bombarderen
- zal bombarderen
- zullen bombarderen
- zullen bombarderen
- zullen bombarderen
o.v.t.t.
- zou bombarderen
- zou bombarderen
- zou bombarderen
- zouden bombarderen
- zouden bombarderen
- zouden bombarderen
en verder
- ben gebombardeerd
- bent gebombardeerd
- is gebombardeerd
- zijn gebombardeerd
- zijn gebombardeerd
- zijn gebombardeerd
diversen
- bombardeer!
- bombardeert!
- gebombardeerd
- bombarderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor bombarderen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bombarder | bombarderen; vanuit de lucht beschieten | beschieten; bestoken |
mitrailler | bombarderen; vanuit de lucht beschieten | beschieten; bestoken |
tirer sur | bombarderen; vanuit de lucht beschieten | beschieten; bestoken; neerschieten; schieten op |
Wiktionary: bombarderen
bombarderen
Cross Translation:
verb
bombarderen
-
bommen of andere projectielen afvuren op iets of iemand
- bombarderen → bombarder
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bombarderen | → bombarder | ↔ bomb — attack with bombs |
• bombarderen | → bombarder | ↔ bombard — to attack something with bombs, artillery shells, or other missiles |
• bombarderen | → bombarder | ↔ bombard — to direct at a substance an intense stream of high-energy particles, usually sub-atomic or made of at most a few atoms |
• bombarderen | → bombarder | ↔ pelt — to bombard |