Nederlands
Uitgebreide vertaling voor boemelen (Nederlands) in het Frans
boemelen:
-
boemelen (aan de zwier gaan)
faire la noce; aller en vadrouille; aller faire la noce-
faire la noce werkwoord
-
aller en vadrouille werkwoord
-
aller faire la noce werkwoord
-
Conjugations for boemelen:
o.t.t.
- boemel
- boemelt
- boemelt
- boemelen
- boemelen
- boemelen
o.v.t.
- boemelde
- boemelde
- boemelde
- boemelden
- boemelden
- boemelden
v.t.t.
- heb geboemeld
- hebt geboemeld
- heeft geboemeld
- hebben geboemeld
- hebben geboemeld
- hebben geboemeld
v.v.t.
- had geboemeld
- had geboemeld
- had geboemeld
- hadden geboemeld
- hadden geboemeld
- hadden geboemeld
o.t.t.t.
- zal boemelen
- zult boemelen
- zal boemelen
- zullen boemelen
- zullen boemelen
- zullen boemelen
o.v.t.t.
- zou boemelen
- zou boemelen
- zou boemelen
- zouden boemelen
- zouden boemelen
- zouden boemelen
diversen
- boemel!
- boemelt!
- geboemeld
- boemelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor boemelen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aller en vadrouille | aan de zwier gaan; boemelen | |
aller faire la noce | aan de zwier gaan; boemelen | |
faire la noce | aan de zwier gaan; boemelen | de hort op gaan; stappen; uitgaan; uitspatten |
Verwante woorden van "boemelen":
boemelen vorm van boemel:
-
de boemel (boemeltrein)
Vertaal Matrix voor boemel:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
train omnibus | boemel; boemeltrein | stoptrein; stoptreintje |