Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor blinken (Nederlands) in het Frans
blinken:
-
blinken
briller; luire; reluire-
briller werkwoord (brille, brilles, brillons, brillez, brillent, brillais, brillait, brillions, brilliez, brillaient, brillai, brillas, brilla, brillâmes, brillâtes, brillèrent, brillerai, brilleras, brillera, brillerons, brillerez, brilleront)
-
luire werkwoord (luis, luit, luisons, luisez, luisent, luisais, luisait, luisions, luisiez, luisaient, luisis, luisit, luisîmes, luisîtes, luisirent, luirai, luiras, luira, luirons, luirez, luiront)
-
reluire werkwoord (reluis, reluit, reluisons, reluisez, reluisent, reluisais, reluisait, reluisions, reluisiez, reluisaient, reluisis, reluisit, reluisîmes, reluisîtes, reluisirent, reluirai, reluiras, reluira, reluirons, reluirez, reluiront)
-
Conjugations for blinken:
o.t.t.
- blink
- blinkt
- blinkt
- blinken
- blinken
- blinken
o.v.t.
- blinkte
- blinkte
- blinkte
- blinkten
- blinkten
- blinkten
v.t.t.
- heb geblinkt
- hebt geblinkt
- heeft geblinkt
- hebben geblinkt
- hebben geblinkt
- hebben geblinkt
v.v.t.
- had geblinkt
- had geblinkt
- had geblinkt
- hadden geblinkt
- hadden geblinkt
- hadden geblinkt
o.t.t.t.
- zal blinken
- zult blinken
- zal blinken
- zullen blinken
- zullen blinken
- zullen blinken
o.v.t.t.
- zou blinken
- zou blinken
- zou blinken
- zouden blinken
- zouden blinken
- zouden blinken
diversen
- blink!
- blinkt!
- geblinkt
- blinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
blinken
Vertaal Matrix voor blinken:
Wiktionary: blinken
blinken
verb
blinken
-
in opvallende mate licht weerkaatsen of uitzenden
- blinken → briller
verb
-
(term, sens étymologique, désormais inusité) S’agiter, aller de-ci de-là, frétiller d’impatience.