Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. blamage:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor blamage (Nederlands) in het Frans

blamage:

blamage [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de blamage (teschandemaking; afgang)
    la bide; le fiasco; le douche; le déshonneur; l'échec
    • bide [la ~] zelfstandig naamwoord
    • fiasco [le ~] zelfstandig naamwoord
    • douche [le ~] zelfstandig naamwoord
    • déshonneur [le ~] zelfstandig naamwoord
    • échec [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor blamage:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bide afgang; blamage; teschandemaking
douche afgang; blamage; teschandemaking douche; douchecel; doucheruimte; stortbad
déshonneur afgang; blamage; teschandemaking laster; oneer; ontering; scandaleuze daad; schandaaltje; schanddaad; schande; schandelijke daad; smaad; verlaging
fiasco afgang; blamage; teschandemaking nederlaag; overwonnen-worden; verlies
échec afgang; blamage; teschandemaking afgang; echec; ellende; fiasco; flop; malheur; mislukking; mislukt; misser; moeilijkheden; nederlaag; ongeluk; onheil; onspoed; overwonnen-worden; pech; ramp; rampspoed; tegenslag; tegenspoed; terugslagen; verijdeling; verlies

Verwante woorden van "blamage":

  • blamages

Wiktionary: blamage

blamage
noun
  1. een afgang veroorzaakt door eigen falen