Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. binnenproppen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor binnenproppen (Nederlands) in het Frans

binnenproppen:

binnenproppen werkwoord (prop binnen, propt binnen, propte binnen, propten binnen, binnengepropt)

  1. binnenproppen (inproppen)
    engloutir; rembourrer; bourrer dans
    • engloutir werkwoord (engloutis, engloutit, engloutissons, engloutissez, )
    • rembourrer werkwoord (rembourre, rembourres, rembourrons, rembourrez, )
    • bourrer dans werkwoord

Conjugations for binnenproppen:

o.t.t.
  1. prop binnen
  2. propt binnen
  3. propt binnen
  4. proppen binnen
  5. proppen binnen
  6. proppen binnen
o.v.t.
  1. propte binnen
  2. propte binnen
  3. propte binnen
  4. propten binnen
  5. propten binnen
  6. propten binnen
v.t.t.
  1. heb binnengepropt
  2. hebt binnengepropt
  3. heeft binnengepropt
  4. hebben binnengepropt
  5. hebben binnengepropt
  6. hebben binnengepropt
v.v.t.
  1. had binnengepropt
  2. had binnengepropt
  3. had binnengepropt
  4. hadden binnengepropt
  5. hadden binnengepropt
  6. hadden binnengepropt
o.t.t.t.
  1. zal binnenproppen
  2. zult binnenproppen
  3. zal binnenproppen
  4. zullen binnenproppen
  5. zullen binnenproppen
  6. zullen binnenproppen
o.v.t.t.
  1. zou binnenproppen
  2. zou binnenproppen
  3. zou binnenproppen
  4. zouden binnenproppen
  5. zouden binnenproppen
  6. zouden binnenproppen
diversen
  1. prop binnen!
  2. propt binnen!
  3. binnengepropt
  4. binnenproppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor binnenproppen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bourrer dans binnenproppen; inproppen
engloutir binnenproppen; inproppen bikken; binnenkrijgen; bunkeren; consumeren; doorslikken; eten; inslikken; naar binnen werken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; opslokken; opvreten; schransen; schrokken; slikken; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; verslinden; verzwelgen; vreten; zitten proppen; zwelgen
rembourrer binnenproppen; inproppen ineen duwen; proppen