Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- binnenleiden:
-
Wiktionary:
- binnenleiden → introduire
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor binnenleiden (Nederlands) in het Frans
binnenleiden:
-
binnenleiden (binnen brengen)
introduire; récolter; moissonner; faire la cueillette; faire la récolte-
introduire werkwoord (introduis, introduit, introduisons, introduisez, introduisent, introduisais, introduisait, introduisions, introduisiez, introduisaient, introduisis, introduisit, introduisîmes, introduisîtes, introduisirent, introduirai, introduiras, introduira, introduirons, introduirez, introduiront)
-
récolter werkwoord (récolte, récoltes, récoltons, récoltez, récoltent, récoltais, récoltait, récoltions, récoltiez, récoltaient, récoltai, récoltas, récolta, récoltâmes, récoltâtes, récoltèrent, récolterai, récolteras, récoltera, récolterons, récolterez, récolteront)
-
moissonner werkwoord (moisonne, moisonnes, moisonnons, moisonnez, moisonnent, moisonnais, moisonnait, moisonnions, moisonniez, moisonnaient, moisonnai, moisonnas, moisonna, moisonnâmes, moisonnâtes, moisonnèrent, moisonnerai, moisonneras, moisonnera, moisonnerons, moisonnerez, moisonneront)
-
faire la cueillette werkwoord
-
faire la récolte werkwoord
-
-
binnenleiden (binnenloodsen)
introduire; piloter; faire entrer-
introduire werkwoord (introduis, introduit, introduisons, introduisez, introduisent, introduisais, introduisait, introduisions, introduisiez, introduisaient, introduisis, introduisit, introduisîmes, introduisîtes, introduisirent, introduirai, introduiras, introduira, introduirons, introduirez, introduiront)
-
piloter werkwoord (pilote, pilotes, pilotons, pilotez, pilotent, pilotais, pilotait, pilotions, pilotiez, pilotaient, pilotai, pilotas, pilota, pilotâmes, pilotâtes, pilotèrent, piloterai, piloteras, pilotera, piloterons, piloterez, piloteront)
-
faire entrer werkwoord
-
Conjugations for binnenleiden:
o.t.t.
- leid binnen
- leidt binnen
- leidt binnen
- leiden binnen
- leiden binnen
- leiden binnen
o.v.t.
- leidde binnen
- leidde binnen
- leidde binnen
- leidden binnen
- leidden binnen
- leidden binnen
v.t.t.
- heb binnegeleid
- hebt binnegeleid
- heeft binnegeleid
- hebben binnegeleid
- hebben binnegeleid
- hebben binnegeleid
v.v.t.
- had binnegeleid
- had binnegeleid
- had binnegeleid
- hadden binnegeleid
- hadden binnegeleid
- hadden binnegeleid
o.t.t.t.
- zal binnenleiden
- zult binnenleiden
- zal binnenleiden
- zullen binnenleiden
- zullen binnenleiden
- zullen binnenleiden
o.v.t.t.
- zou binnenleiden
- zou binnenleiden
- zou binnenleiden
- zouden binnenleiden
- zouden binnenleiden
- zouden binnenleiden
en verder
- ben binnegeleid
- bent binnegeleid
- is binnegeleid
- zijn binnegeleid
- zijn binnegeleid
- zijn binnegeleid
diversen
- leid binnen!
- leidt binnen!
- binnegeleid
- binnenleidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze