Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- bijwerk:
- bijwerken:
-
Wiktionary:
- bijwerk → appendice
- bijwerken → actualiser, compléter
- bijwerken → mettre à jour, actualiser, updater
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor bijwerk (Nederlands) in het Frans
bijwerk:
-
het bijwerk
Vertaal Matrix voor bijwerk:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
travail supplémentaire | bijwerk | strafwerk |
Verwante woorden van "bijwerk":
bijwerken:
-
bijwerken (updaten)
mettre à jour; actualiser-
mettre à jour werkwoord
-
actualiser werkwoord (actualise, actualises, actualisons, actualisez, actualisent, actualisais, actualisait, actualisions, actualisiez, actualisaient, actualisai, actualisas, actualisa, actualisâmes, actualisâtes, actualisèrent, actualiserai, actualiseras, actualisera, actualiserons, actualiserez, actualiseront)
-
-
bijwerken (retoucheren)
retoucher; parachever; retaper-
retoucher werkwoord (retouche, retouches, retouchons, retouchez, retouchent, retouchais, retouchait, retouchions, retouchiez, retouchaient, retouchai, retouchas, retoucha, retouchâmes, retouchâtes, retouchèrent, retoucherai, retoucheras, retouchera, retoucherons, retoucherez, retoucheront)
-
parachever werkwoord (parachève, parachèves, parachevons, parachevez, parachèvent, parachevais, parachevait, parachevions, paracheviez, parachevaient, parachevai, parachevas, paracheva, parachevâmes, parachevâtes, parachevèrent, parachèverai, parachèveras, parachèvera, parachèverons, parachèverez, parachèveront)
-
retaper werkwoord (retape, retapes, retapons, retapez, retapent, retapais, retapait, retapions, retapiez, retapaient, retapai, retapas, retapa, retapâmes, retapâtes, retapèrent, retaperai, retaperas, retapera, retaperons, retaperez, retaperont)
-
-
bijwerken (verbeteren; corrigeren; herstellen; goedmaken; beteren; repareren; herzien; renoveren)
améliorer; perfectionner; aller mieux; revitaliser; régénérer; renouer; renouveler; rénover-
améliorer werkwoord (améliore, améliores, améliorons, améliorez, améliorent, améliorais, améliorait, améliorions, amélioriez, amélioraient, améliorai, amélioras, améliora, améliorâmes, améliorâtes, améliorèrent, améliorerai, amélioreras, améliorera, améliorerons, améliorerez, amélioreront)
-
perfectionner werkwoord (perfectionne, perfectionnes, perfectionnons, perfectionnez, perfectionnent, perfectionnais, perfectionnait, perfectionnions, perfectionniez, perfectionnaient, perfectionnai, perfectionnas, perfectionna, perfectionnâmes, perfectionnâtes, perfectionnèrent, perfectionnerai, perfectionneras, perfectionnera, perfectionnerons, perfectionnerez, perfectionneront)
-
aller mieux werkwoord
-
revitaliser werkwoord (revitalise, revitalises, revitalisons, revitalisez, revitalisent, revitalisais, revitalisait, revitalisions, revitalisiez, revitalisaient, revitalisai, revitalisas, revitalisa, revitalisâmes, revitalisâtes, revitalisèrent, revitaliserai, revitaliseras, revitalisera, revitaliserons, revitaliserez, revitaliseront)
-
régénérer werkwoord (régénère, régénères, régénérons, régénérez, régénèrent, régénérais, régénérait, régénérions, régénériez, régénéraient, régénérai, régénéras, régénéra, régénérâmes, régénérâtes, régénérèrent, régénérerai, régénéreras, régénérera, régénérerons, régénérerez, régénéreront)
-
renouer werkwoord (renoue, renoues, renouons, renouez, renouent, renouais, renouait, renouions, renouiez, renouaient, renouai, renouas, renoua, renouâmes, renouâtes, renouèrent, renouerai, renoueras, renouera, renouerons, renouerez, renoueront)
-
renouveler werkwoord (renouvelle, renouvelles, renouvelons, renouvelez, renouvellent, renouvelais, renouvelait, renouvelions, renouveliez, renouvelaient, renouvelai, renouvelas, renouvela, renouvelâmes, renouvelâtes, renouvelèrent, renouvellerai, renouvelleras, renouvellera, renouvellerons, renouvellerez, renouvelleront)
-
rénover werkwoord (rénove, rénoves, rénovons, rénovez, rénovent, rénovais, rénovait, rénovions, rénoviez, rénovaient, rénovai, rénovas, rénova, rénovâmes, rénovâtes, rénovèrent, rénoverai, rénoveras, rénovera, rénoverons, rénoverez, rénoveront)
-
-
bijwerken
mettre à jour-
mettre à jour werkwoord
-
Conjugations for bijwerken:
o.t.t.
- werk bij
- werkt bij
- werkt bij
- werken bij
- werken bij
- werken bij
o.v.t.
- werkte bij
- werkte bij
- werkte bij
- werkten bij
- werkten bij
- werkten bij
v.t.t.
- heb bijgewerkt
- hebt bijgewerkt
- heeft bijgewerkt
- hebben bijgewerkt
- hebben bijgewerkt
- hebben bijgewerkt
v.v.t.
- had bijgewerkt
- had bijgewerkt
- had bijgewerkt
- hadden bijgewerkt
- hadden bijgewerkt
- hadden bijgewerkt
o.t.t.t.
- zal bijwerken
- zult bijwerken
- zal bijwerken
- zullen bijwerken
- zullen bijwerken
- zullen bijwerken
o.v.t.t.
- zou bijwerken
- zou bijwerken
- zou bijwerken
- zouden bijwerken
- zouden bijwerken
- zouden bijwerken
diversen
- werk bij!
- werkt bij!
- bijgewerkt
- bijwerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor bijwerken:
Verwante woorden van "bijwerken":
Wiktionary: bijwerken
bijwerken
Cross Translation:
verb
bijwerken
-
(overgankelijk) zorgen dat alle veranderingen die inmiddels nodig geworden waren doorgevoerd zijn
- bijwerken → actualiser
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bijwerken | → mettre à jour; actualiser; updater | ↔ update — to make something up to date |
Computer vertaling door derden: