Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
activité
|
activiteit; arbeid; bedrijvigheid; bezigheid; werkzaamheid
|
Windows Workflow Foundation-activiteit; activiteit; arbeidzaamheid; bedrijvigheid; beroep; drukte; functionaliteit; grote menigte; prestatie; roerigheid; toeloop; vak; veel mensen; verrichting; werk; werkstroomactiviteit; werkzaamheid; zakelijke activiteit
|
activités
|
bezigheid
|
aangelegenheden; affaires; bezigheden; metier; werkzaamheden; zaken
|
affaire
|
bezigheid
|
aangelegenheid; aankoop; aanschaf; acquisitie; affaire; afname; bedrijf; deal; firma; geval; incident; issue; koop; koopmanschap; kopen; kwestie; onderneming; punt; transactie; verkrijging; verwerving; zaak; zaakje
|
affairement
|
activiteit; arbeid; bedrijvigheid; bezigheid; werkzaamheid
|
activiteit; bedrijvigheid; drukte; grote menigte; roerigheid; toeloop; veel mensen
|
affaires
|
bezigheid
|
aangelegenheden; affaires; bezigheden; bezittingen; commercie; dingen; eigendommen; gepeins; gepieker; geprakkizeer; goedje; handel; spullen; waar; zaakjes; zaken
|
boulot
|
ambacht; arbeid; bezigheid; inspanning; taak; vak; werk; werkzaamheid
|
arbeid; baan; baantje; dikkerd; dikzak; dreumes; drol; job; karwei; karweitje; klusje; kort en dik persoon; loonarbeid; loonwerk; onderkruipsel; papzak; propje; vetzak; werk; werkkring; werkplek
|
commerce
|
bezigheid
|
commercie; goederenhandel; handel; handeldrijven; handelsverkeer; koophandel; koopmanschap; markt; negotie; nering; ruilverkeer; winkelpand
|
emploi
|
ambacht; arbeid; bezigheid; inspanning; taak; vak; werk; werkzaamheid
|
aanstelling; aanwenden; aanwending; ambt; arbeid; arbeidsplaats; baan; behandeling; benoeming; benutting; beroep; dienstbetrekking; dienstverband; functie; gebruik; gewoonte; hantering; installatie; inzet; job; karwei; loonarbeid; loonwerk; positie; professie; taakverschaffing; tewerkstelling; toepassing; traditie; usance; vak; werk; werkgelegenheid; werkkring; werkplek; werkverschaffing
|
fonction
|
ambacht; arbeid; bezigheid; inspanning; taak; vak; werk; werkzaamheid
|
aanstelling; ambt; arbeidsplaats; baan; benoeming; beroep; betrekking; dienstbetrekking; dienstverband; functie; installatie; job; positie; prestatie; professie; vak; verrichting; werk; werkkring; werkplek
|
hobby
|
bezigheid; hobby
|
liefhebberij; tijdverdrijf
|
job
|
ambacht; arbeid; bezigheid; inspanning; taak; vak; werk; werkzaamheid
|
arbeidsplaats; baan; baantje; karweitje; klusje; werk; werkkring; werkplek
|
labeur
|
ambacht; arbeid; bezigheid; inspanning; taak; vak; werk; werkzaamheid
|
arbeid; job; karwei; loonarbeid; loonwerk; werk
|
métier
|
bezigheid
|
ambacht; beroep; broodwinning; handel; handeldrijven; handelsverkeer; koophandel; kostwinning; metier; métier; nering; ruilverkeer; stiel; vak; werk
|
occupation
|
bezigheid
|
baan; beroep; bewoning; bezetting; inbezitname; inbezitneming; loonarbeid; loonwerk; vak; werk; werkkring; werkplek
|
occupations
|
bezigheid
|
|
passe-temps
|
bezigheid; hobby
|
liefhebberij; tijdverdrijf
|
profession
|
bezigheid
|
ambacht; ambt; beroep; beroepsgroep; branche; metier; métier; professie; stiel; vak; werk
|
travail
|
ambacht; arbeid; bezigheid; inspanning; taak; vak; werk; werkzaamheid
|
arbeid; arbeidsplaats; baan; hoefstal; job; karwei; kunstwerk; loonarbeid; loonwerk; meesterwerk; oeuvre; taak; verhandeling; verzamelde werken; werk; werkkring; werkplek; werkstuk
|