Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. bezegelen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bezegelen (Nederlands) in het Frans

bezegelen:

bezegelen werkwoord (bezegel, bezegelt, bezegelde, bezegelden, bezegeld)

  1. bezegelen (bekrachtigen; goedkeuren; bevestigen; homologeren)
    confirmer; valider; sceller; ratifier; entériner
    • confirmer werkwoord (confirme, confirmes, confirmons, confirmez, )
    • valider werkwoord (valide, valides, validons, validez, )
    • sceller werkwoord (scelle, scelles, scellons, scellez, )
    • ratifier werkwoord (ratifie, ratifies, ratifions, ratifiez, )
    • entériner werkwoord (entérine, entérines, entérinons, entérinez, )
  2. bezegelen (van zegel voorzien)
    sceller; cacheter
    • sceller werkwoord (scelle, scelles, scellons, scellez, )
    • cacheter werkwoord (cachette, cachettes, cachetons, cachetez, )

Conjugations for bezegelen:

o.t.t.
  1. bezegel
  2. bezegelt
  3. bezegelt
  4. bezegelen
  5. bezegelen
  6. bezegelen
o.v.t.
  1. bezegelde
  2. bezegelde
  3. bezegelde
  4. bezegelden
  5. bezegelden
  6. bezegelden
v.t.t.
  1. heb bezegeld
  2. hebt bezegeld
  3. heeft bezegeld
  4. hebben bezegeld
  5. hebben bezegeld
  6. hebben bezegeld
v.v.t.
  1. had bezegeld
  2. had bezegeld
  3. had bezegeld
  4. hadden bezegeld
  5. hadden bezegeld
  6. hadden bezegeld
o.t.t.t.
  1. zal bezegelen
  2. zult bezegelen
  3. zal bezegelen
  4. zullen bezegelen
  5. zullen bezegelen
  6. zullen bezegelen
o.v.t.t.
  1. zou bezegelen
  2. zou bezegelen
  3. zou bezegelen
  4. zouden bezegelen
  5. zouden bezegelen
  6. zouden bezegelen
diversen
  1. bezegel!
  2. bezegelt!
  3. bezegeld
  4. bezegelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bezegelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cacheter bezegelen; van zegel voorzien dichtdoen; dichtmaken; sluiten; stempel zetten; stempelen; toedoen; toetrekken; verzegelen
confirmer bekrachtigen; bevestigen; bezegelen; goedkeuren; homologeren aantonen; als gangbaar erkennen; beamen; bekrachtigen; bestempelen; bevestigen; bewijzen; certificeren; merken; onderschrijven; staven; waarmerken
entériner bekrachtigen; bevestigen; bezegelen; goedkeuren; homologeren bekrachtigen; bestempelen; certificeren; merken; waarmerken
ratifier bekrachtigen; bevestigen; bezegelen; goedkeuren; homologeren autoriseren; bekrachtigen; bestempelen; billijken; certificeren; fiatteren; garanderen; goedkeuren; goedvinden; instaan voor; merken; permitteren; ratificeren; toestaan; toestemmen in; vast beloven; verzekeren; waarborgen; waarmerken
sceller bekrachtigen; bevestigen; bezegelen; goedkeuren; homologeren; van zegel voorzien inmetselen; verzegelen
valider bekrachtigen; bevestigen; bezegelen; goedkeuren; homologeren bekrachtigen; bestempelen; certificeren; merken; valideren; waarmerken
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
confirmer bevestigen

Wiktionary: bezegelen

bezegelen
verb
  1. Marquer d’un sceau