Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. bezaaien:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bezaaien (Nederlands) in het Frans

bezaaien:

bezaaien werkwoord (bezaai, bezaait, bezaaide, bezaaiden, bezaaid)

  1. bezaaien (inzaaien; zaaien)
    semer; saupoudrer; éparpiller; épandre
    • semer werkwoord (sème, sèmes, semons, semez, )
    • saupoudrer werkwoord (saupoudre, saupoudres, saupoudrons, saupoudrez, )
    • éparpiller werkwoord (éparpille, éparpilles, éparpillons, éparpillez, )
    • épandre werkwoord (épands, épand, épandons, épandez, )
  2. bezaaien (bestrooien)
    saupoudrer; couvrir
    • saupoudrer werkwoord (saupoudre, saupoudres, saupoudrons, saupoudrez, )
    • couvrir werkwoord (couvre, couvres, couvrons, couvrez, )

Conjugations for bezaaien:

o.t.t.
  1. bezaai
  2. bezaait
  3. bezaait
  4. bezaaien
  5. bezaaien
  6. bezaaien
o.v.t.
  1. bezaaide
  2. bezaaide
  3. bezaaide
  4. bezaaiden
  5. bezaaiden
  6. bezaaiden
v.t.t.
  1. heb bezaaid
  2. hebt bezaaid
  3. heeft bezaaid
  4. hebben bezaaid
  5. hebben bezaaid
  6. hebben bezaaid
v.v.t.
  1. had bezaaid
  2. had bezaaid
  3. had bezaaid
  4. hadden bezaaid
  5. hadden bezaaid
  6. hadden bezaaid
o.t.t.t.
  1. zal bezaaien
  2. zult bezaaien
  3. zal bezaaien
  4. zullen bezaaien
  5. zullen bezaaien
  6. zullen bezaaien
o.v.t.t.
  1. zou bezaaien
  2. zou bezaaien
  3. zou bezaaien
  4. zouden bezaaien
  5. zouden bezaaien
  6. zouden bezaaien
diversen
  1. bezaai!
  2. bezaait!
  3. bezaaid
  4. bezaaiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bezaaien:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
couvrir bestrooien; bezaaien afdekken; afschermen; afschutten; bedekken; begroeien; bekleden; bemantelen; berichten; beschermen; beschutten; bestrijken; blinderen; compenseren; dekken; emballeren; goedmaken; hullen; informeren; inhullen; inpakken; inwikkelen; kaften; maskeren; meedelen; melden; met gespannen voorwerp omsluiten; omhullen; omspannen; overkappen; overspannen; overtrekken; overwelven; rapporteren; stofferen; tijd in beslag nemen; van bekleding voorzien; vergoeden; verhullen; verpakken; verslag uitbrengen; versluieren
saupoudrer bestrooien; bezaaien; inzaaien; zaaien
semer bezaaien; inzaaien; zaaien uitstrooien; uitzaaien
épandre bezaaien; inzaaien; zaaien rondstrooien; uitwaaieren; uitzaaien; uitzenden; uitzwermen; verbreiden; verbreider; verdeler; vergieten; verspreiden; verstrooien; waaieren; zich verspreiden
éparpiller bezaaien; inzaaien; zaaien ronddelen; rondgeven; rondreiken; rondstrooien; uitdelen; uiteenspreiden; uitreiken; uitwaaieren; uitzaaien; uitzenden; uitzwermen; verbreiden; verbreider; verdelen; verdeler; verspreiden; verstrooien; waaieren; zich verspreiden