Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- bewogen:
- bewegen:
-
Wiktionary:
- bewegen → bouger, se mouvoir, déterminer, mouvoir, remuer, émouvoir
- bewegen → se déplacer, bouger, mouvoir, déplacer, émouvoir
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor bewogen (Nederlands) in het Frans
bewogen:
-
bewogen (aangedaan; geroerd)
affecté; touché; ému; avec affectation; d'une manière affectée-
affecté bijvoeglijk naamwoord
-
touché bijvoeglijk naamwoord
-
ému bijvoeglijk naamwoord
-
avec affectation bijvoeglijk naamwoord
-
d'une manière affectée bijvoeglijk naamwoord
-
-
bewogen (gevoelvol; geëmotioneerd; gepassioneerd)
mouvementé; ému; touché-
mouvementé bijvoeglijk naamwoord
-
ému bijvoeglijk naamwoord
-
touché bijvoeglijk naamwoord
-
-
bewogen (turbulent; onrustig; roerig; veelbewogen; woelig)
turbulent; agité; mouvementé; d'une manière agitée-
turbulent bijvoeglijk naamwoord
-
agité bijvoeglijk naamwoord
-
mouvementé bijvoeglijk naamwoord
-
d'une manière agitée bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor bewogen:
Verwante woorden van "bewogen":
bewogen vorm van bewegen:
-
bewegen (in beweging brengen; beroeren)
bouger; mettre en mouvement; se déplacer; remuer; actionner-
bouger werkwoord (bouge, bouges, bougeons, bougez, bougent, bougeais, bougeait, bougions, bougiez, bougeaient, bougeai, bougeas, bougea, bougeâmes, bougeâtes, bougèrent, bougerai, bougeras, bougera, bougerons, bougerez, bougeront)
-
mettre en mouvement werkwoord
-
se déplacer werkwoord
-
remuer werkwoord (remue, remues, remuons, remuez, remuent, remuais, remuait, remuions, remuiez, remuaient, remuai, remuas, remua, remuâmes, remuâtes, remuèrent, remuerai, remueras, remuera, remuerons, remuerez, remueront)
-
actionner werkwoord (actionne, actionnes, actionnons, actionnez, actionnent, actionnais, actionnait, actionnions, actionniez, actionnaient, actionnai, actionnas, actionna, actionnâmes, actionnâtes, actionnèrent, actionnerai, actionneras, actionnera, actionnerons, actionnerez, actionneront)
-
-
bewegen (zich verplaatsen)
se déplacer; bouger-
se déplacer werkwoord
-
bouger werkwoord (bouge, bouges, bougeons, bougez, bougent, bougeais, bougeait, bougions, bougiez, bougeaient, bougeai, bougeas, bougea, bougeâmes, bougeâtes, bougèrent, bougerai, bougeras, bougera, bougerons, bougerez, bougeront)
-
Conjugations for bewegen:
o.t.t.
- beweeg
- beweegt
- beweegt
- bewegen
- bewegen
- bewegen
o.v.t.
- bewoog
- bewoog
- bewoog
- bewogen
- bewogen
- bewogen
v.t.t.
- heb bewogen
- hebt bewogen
- heeft bewogen
- hebben bewogen
- hebben bewogen
- hebben bewogen
v.v.t.
- had bewogen
- had bewogen
- had bewogen
- hadden bewogen
- hadden bewogen
- hadden bewogen
o.t.t.t.
- zal bewegen
- zult bewegen
- zal bewegen
- zullen bewegen
- zullen bewegen
- zullen bewegen
o.v.t.t.
- zou bewegen
- zou bewegen
- zou bewegen
- zouden bewegen
- zouden bewegen
- zouden bewegen
diversen
- beweeg!
- beweegt!
- bewogen
- bewegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor bewegen:
Synoniemen voor "bewegen":
Verwante definities voor "bewegen":
Wiktionary: bewegen
bewegen
Cross Translation:
verb
bewegen
-
van plaats veranderen
- bewegen → bouger
-
zich bewegen
- bewegen → se mouvoir
verb
-
fixer les limites de, délimiter précisément.
-
déplacer, faire aller d’un lieu à un autre, mettre en mouvement.
-
mouvoir, déplacer.
-
provoquer une émotion.
-
-
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bewegen | → bouger; se déplacer; mouvoir | ↔ move — to change place or posture; to go |
• bewegen | → déplacer | ↔ move — to cause to change place or posture; to set in motion |
• bewegen | → émouvoir | ↔ move — to arouse the feelings or passions of |
• bewegen | → déplacer; bouger | ↔ bewegen — die Stellung eines Gegenstandes oder eines Teils davon (auch eines Teils von sich selbst) im Raum verändern |
• bewegen | → émouvoir | ↔ bewegen — jemanden bewegen: psychisch beeindrucken |
• bewegen | → déplacer; bouger | ↔ bewegen — etwas von einem Ort zum anderen schaffen |
• bewegen | → déplacer | ↔ fortbewegen — von einem Ort zum anderen bewegen[2] |