Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. bespelen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bespelen (Nederlands) in het Frans

bespelen:

bespelen werkwoord (bespeel, bespeelt, bespeelde, bespeelden, bespeeld)

  1. bespelen
    jouer de; manoeuvrer
    • jouer de werkwoord
    • manoeuvrer werkwoord (manoeuvre, manoeuvres, manoeuvrons, manoeuvrez, )

Conjugations for bespelen:

o.t.t.
  1. bespeel
  2. bespeelt
  3. bespeelt
  4. bespelen
  5. bespelen
  6. bespelen
o.v.t.
  1. bespeelde
  2. bespeelde
  3. bespeelde
  4. bespeelden
  5. bespeelden
  6. bespeelden
v.t.t.
  1. heb bespeeld
  2. hebt bespeeld
  3. heeft bespeeld
  4. hebben bespeeld
  5. hebben bespeeld
  6. hebben bespeeld
v.v.t.
  1. had bespeeld
  2. had bespeeld
  3. had bespeeld
  4. hadden bespeeld
  5. hadden bespeeld
  6. hadden bespeeld
o.t.t.t.
  1. zal bespelen
  2. zult bespelen
  3. zal bespelen
  4. zullen bespelen
  5. zullen bespelen
  6. zullen bespelen
o.v.t.t.
  1. zou bespelen
  2. zou bespelen
  3. zou bespelen
  4. zouden bespelen
  5. zouden bespelen
  6. zouden bespelen
diversen
  1. bespeel!
  2. bespeelt!
  3. bespeeld
  4. bespelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bespelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
jouer de bespelen
manoeuvrer bespelen manoeuvreren; marcheren

Wiktionary: bespelen


Cross Translation:
FromToVia
bespelen jouer play — produce music using a musical instrument (transitive sense), affecting a noun