Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor beschot (Nederlands) in het Frans

beschot:

beschot [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het beschot (lambrisering)
    le revêtement; la boiserie; le lambris; le boisage; le lambrissage; le lattage; la décoration en bois
  2. het beschot (tussenschot; afscheiding; tussenmuur; schot)
    la paroi; le cloison; le mur mitoyen; la séparation

Vertaal Matrix voor beschot:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boisage beschot; lambrisering betimmering; houtversiering; lambrisering
boiserie beschot; lambrisering betimmering; houtarbeid; houtbewerking; houtversiering; houtwerk; lambrisering; timmerwerk
cloison afscheiding; beschot; schot; tussenmuur; tussenschot kamerwand; scheidsmuur; tussenmuur; tussenwand; wand
décoration en bois beschot; lambrisering betimmering; houtbekleding; houtversiering; lambrisering
lambris beschot; lambrisering betimmering; houtversiering; lambrisering
lambrissage beschot; lambrisering betimmering; houtbekleding; houtversiering; lambrisering
lattage beschot; lambrisering latwerk; raster; rastering; spijlen
mur mitoyen afscheiding; beschot; schot; tussenmuur; tussenschot scheidsmuur; tussenmuur; tussenmuurtje; tussenwand
paroi afscheiding; beschot; schot; tussenmuur; tussenschot bergwand; geneigdheid; gezindheid; hang; inclinatie; kamerwand; neiging; rotswand; wand
revêtement beschot; lambrisering bekleding; stoffeerderij; stoffering
séparation afscheiding; beschot; schot; tussenmuur; tussenschot afscheiding; afzondering; filtering; hek; hekwerk; isolering; scheiding; schifting; segregatie; splitten; tussenmuurtje; uiteengaan; verbreking; wondvocht

Verwante woorden van "beschot":

  • beschotten

Wiktionary: beschot

beschot
noun
  1. Petit mur peu épais (1)
  2. arts|fr revêtement de menuiserie, de marbre, de stuc, etc., sur les murailles d’une salle, d’une chambre, etc.
  3. Petit pan.
  4. maçonnerie|fr cloison de maçonnerie qui séparer une chambre ou quelque autre pièce d’un appartement d’avec une autre.